Bischof (Karl Gustav), een beroemd aarden scheikundige, werd geboren te Neurenberg den 18den Januarij 1792. Hij ontving het eerste onderwijs van zijn vader Karl August Lébrecht Bischof, die zich door zijne wis- en natuurkundige geschriften heeft bekend gemaakt en in 1814 te München overleed, en begaf zich in 1810 naar de universiteit te Erlangen, waar hij zich op de wis- en sterrekunde toelegde, alsmede op de natuur- en scheikunde. Hij vestigde er zich voorts als privaat-docent, verkreeg na het overlijden van Hïldebrandt het hoogleraarsambt in de scheikunde en schreef het vervolg op diens “Lehrbuch der Chemie.” Zelf gaf hij een “Lehrbuch der Stöchiometrie (1819)” uit, en bewerkte met Nees von Esenbeck en Bothe “Die Entwickelung der Pflanzensubstanz (1819)”.
In 1822 werd hij als hoogleeraar in de chemie en technologie naar Bonn beroepen, waar hij tevens zijne krachten wijdde aan de geologie. Reeds vroeger had hij zijne ervaringen op dat gebied opgenomen in zijne “Physikalisch-statistische Beschreibung des Fichtelgebirges (1817)”,en het schijnt, dat zijne aardkundige studiën een beletsel opleverden tegen het voortzetten van zijn “Lehrbuch der reinen Chemie (1824)”. Hij bepaalde zich namelijk schier uitsluitend tot de geologie, en gaf daarover eene reeks van geschriften uit, waaronder zijn “Lehrbuch der chemischen und physikalischen Geologie” — een uitstekend werk — den eersten rang bekleedt. Ook heeft hij populaire opstellen over de natuurkundige wetenschap in het licht gegeven, en met Schweigger redigeerde hij geruimen tijd het “Journal fur Chemie und Physik”. Hij overleed te Bonn den 30sten November 1870.