Bignonia of trompetbloem is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Big- noniaceën en onderscheidt zich door een 5-tandigen, klokvormigen kelk, eene bloemkroon met lange buis- en klokvormigen zoom, 4 meeldraden, waarbij men vaak nog een 5- den, onontwikkelden opmerkt, een uit 2 plaatjes bestaanden stempel en gevleugeld zaad. Het omvat meerendeels Amerikaansche slingerplanten, die de keerkrings-wouden ondoordringbaar maken.
Tot de soorten belmoren: B. aequinoctialis L. met groote gele bloemen, uit West-Indië en Zuid-Amerika afkomstig, — B. capreolata X., eene fraaije, altijd groene slingerplant met bruinachitig-scharlakenroode, van binnen gele bloemen, uitnemend geschikt om zuilen en muren te bekleeden en in Virginië en Carolina groeijende, —B. chelonoides L. fil. met een regten stam en eene bladrijke kroon, versierd met gele, in eindelingsche aren geplaatste bloemen en in Oost-Indië te huis behoorende, —B. gracilis Lodd., eene fraaije slingerplant met prachtige, goudgele bloemen , in Zuid-Amerika te vinden, — B. grandifolia uit Caraccas, met purperroode bloemen, en takken ter lengte van 10 Ned. el, enz. Van laatstgenoemde soort zien wij in bijgaande afbeelding een tak op zeer kleine schaal. Het hout, onder den naam van wit ebbenhout bekend, wordt tot scheepstimmerhout gebruikt. De meeste soorten zijn alleen geschikt voor groote oranjerieën, waar zij ook des winters eene warmte genieten van 8 tot 12° C. — In het algemeen behooren de Bignoniaceën in de keerkringslanden van Amerika — vooral in Brazilië — te huis.