Bautain (Louis), een Fransch wijsgeer en schrijver, werd geboren te Parijs in 1795, en studeerde aldaar in de wijsbegeerte onder de leiding van Cousin. In 1849 werd hij hoogleeraar in de wijsbegeerte aan de academie te Straatsburg. Hier gaf hij eene vertaling uit van de “Parabeln” van Krummacher en legde zich tevens toe op de geneeskunde.
Aanvankelijk een voorstander van vrijzinnige beginselen, werd hij in 1824 geschorst, waarna hij zich tot priester liet wijden en kort daarna weder in het hoogleeraarsambt werd hersteld. Toch beschuldigde de hoogere geestelijkheid hem in 1834 van ketterij, en hij werd uitgenoodigd, om sommige beweringen, in zijne geschriften voorkomende, te herroepen. In een voortreffelijk werk “De l’enseignement de la philosophie en France au XIX siecle” wees hij op het gebrekkig onderwijs aan de Fransche seminariën en maakte hierdoor de verbittering nog grooter. Nu werd hij bij den bisschop als een nieuwigheidszoeker aangeklaagd, en deze geestelijke legde hem een aantal stellingen ter onderteekening voor. Doch eerst in 1837 liet hij met zijne leerlingen zich overhalen, om genoemde stellingen niet tegen te spreken, tevens verklarende, dat zij de waarheid daarvan niet inzagen.
In 1838 begaf Bautain zelf zich naar Rome, om de gerezene moeijelijkheden uit den weg te ruimen. Na zijn terugkeer stelde hij een plaatsvervanger, om collégie te houden, en vestigde zich te Parijs, waar hij des winters door een grooten kring van leerlingen was omgeven en zijne predikatiën druk werden bezocht. Hij heeft ook eene “Philosophie psychologique expérimentale” geschreven, die zich, gelijk zijne overige werken, vooral aanbeveelt door een fraaijen stijl. Na het uitgeven van zijne “Philosophie du Christianisme” zag hij zich door de theologische faculteit te Tübingen bevorderd tot doctor in de godgeleerdheid. Ook zijn er onderscheidene stichtelijke werken van zijne hand.