Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Barthélemy

betekenis & definitie

Tot hen, die dezen geslachts­naam hebben gedragen, behooren:

Jean Jaques Barthélemy, een Fransch ge­schied- en oudheidkundige. Hij werd geboren den 20sten Januarij te Cassis in Provence, onderwezen aan de school der Vaderen van het Oratorium te Marseille, vervolgens — ter beoefening der theologie — aan het collegie der Jezuïeten en aan het seminarium der Lazaristen. In 1748 begaf hij zich weder naar het ouderlijk huis en ging in het daarop vol­gende jaar naar Parijs, waar hij zich ijverig op de penningkunde toelegde. De Académie des Inscriptions benoemde hem in 1747 tot lid, en na den dood van Boze (1753) verkreeg hij diens betrekking van opziener van het Ko­ninklijk munt- en penning-kabinet. Hij was de gunsteling van den minister Choiseul, die hem in staat stelde, om eene reis naar Italië te doen en zich vervolgens geheel en al aan zijne studiën te wijden. Hij heeft het aantal munten en penningen in het Koninklijk ka­binet van 20000 tot 40000 doen klimmen, en het is te betreuren, dat de stormen der groote Omwenteling de uitgave van den cata­logus hebben verhinderd. Ook in andere opzigten ondervond Barthélemy daarvan de treurige gevolgen.

Het verlies zijner inkom­sten droeg hij met gelatenheid; zwaarder viel hem de opheffing van de Académie des Ins­criptions (1793), en nog veel smartelijker was voor hem de vervolging zijner vrienden, van welke vele het schavot beklommen. Zijn roem en zijn aanzien berokkenden aan hem zelven een groot gevaar. Als 78-jarige grijs­aard werd hij wegens aristocratische gevoe­lens aangeklaagd en in den kerker geworpen (in September 1793). Wél herkreeg hij door bemiddeling der hertogin de Choiseul na ver­loop van 16 uren zijne vrijheid, maar hij be­zweek weldra onder den last der jaren en der smart. De betrekking van eersten biblio­thecaris der Nationale boekerij wees hij van de hand, en overleed op den 30sten April 1795.

Zijne geschriften hebben meerendeels betrekking op oudheid- en penningkunde, maar hij heeft zich een Européschen naam verworven door zijn “Voyage du jeune Anacharsis en Grèce”, waarin hij op grond van oudheidkundige nasporingen een bevallig en levendig tafereel schetst van den maat- schappelijken toestand der Grieken in de dagen hunner grootheid. De schrijver zelf was. weinig met het boek ingenomen; hij noemde het eene ellendige compilatie en was op het punt om het te vernietigen, toen hij door den algemeenen bijval zijner vrienden tot de uitgave werd aangespoord. Het is in bijna alle levende talen — ook in het Nederlandsch (1795) — overgezet en blijft nog altijd belangrijk. Daarenboven heeft hij ge­schreven: “Amours de Polydore”, “Voyage en Italië”, “Oeuvres diverses” enz.

François, marquis de Barthélemy, pair van Frankrijk en een neef van den voorgaande. Hij werd geboren te Aubagne in 1750 en vertoefde onder de regering van Lodewijk XVI als gezantschapssecretaris aan onder­scheidene buitenlandsche hoven. Bij het uit­barsten der Omwenteling van 1789 werd hij eerst als secretaris van legatie en vervolgens als zaakgelastigde naar Londen, en in Decem­ber 1791 als gevolmagtigde naar Zwitserland gezonden, waar hij de belangen van Frank­rijk met ijver behartigde. In 1795 sloot hij te Basel den vrede met Pruissen en kort daarna met Spanje en den landgraaf van Hessen-Cassel. Minder voorspoedig waren zijne onderhandelingen met Engeland. In 1797 keerde hij naar Parijs terug, waar men hem in den Raad der Ouden in de plaats van Letourneur tot lid van het Directoire had ge­kozen. Die keus vond algemeenen bijval, en toch werd hij den 4den September van laatstgenoemd jaar in hechtenis genomen en met Pichegru en anderen naar Cayenne gebracht.

Van hier ontsnapte hij echter weldra met 6 anderen en met zijn getrouwen kamerdie­naar Letellier, die zijn heer in ballingschap gevolgd was, naar Engeland. Na den 18den Brumaire (9 November 1799) werd hij terug­geroepen door den eersten Consul, die hem eerst tot senator en toen tot vice-president van den Senaat benoemde en hem tot den gravenstand verhief. In 1802 stond Barthélemy aan het hoofd van de deputatie uit den Senaat, die aan Bonaparte het consulaat voor levens­lang opdroeg. Tijdens het keizerrijk had hij evenwel weinig invloed.

In April 1814 was hij voorzitter van den Senaat, toen deze den Keizer van zijne waardigheid ontzette, en hij ontving den last, om keizer Alexander dank te betuigen voor zijne gematigdheid en edelmoedigheid. Na de restauratie werd hij benoemd tot pair en tot groot-officier van het Legioen van eer, maar Napoleon schrapte bij zijn terugkeer den naam van Barthélemy op de lijst der pairs. Bij de tweede restauratie werd hij daarvoor schadeloos gesteld door eene benoeming tot minister en markies. Hjj overleed den 3den April 1830.

Auguste Marseille Barthélemy, een Fransch dichter. Deze, in 1795 te Marseille geboren, ontving zijne opleiding aan de school der Va­deren van het Oratorium en maakte zich voorts door eigene oefening met vele wetenschappen bekend. Met zijn land- en studiegenoot Méry begaf hij zich in 1822 naar Parijs, waar zij de partij der verdrukte liberalen kozen én haar door berijmde pamfletten en heldendich­ten zochten te ondersteunen. Daarenboven vervaardigden zij ten tijde van het ministerie Martignac een heldendicht in 8 zangen “Na­poléon en Egypte” — eene reeks van ge­schiedkundige feiten, welke algemeenen bijval vond. De beide dichters waren zóó ingeno­men met hun werk, dat, terwijl Méry eene reis deed naar Griekenland, Barthélemy zich naar Weenen begaf, om het heldendicht aan te bieden aan den hertog van Reichsstadt. Toen hij hier geen gehoor vond, wreekte hij zich door het vers “Le fils de l’homme, ou souvenirs de Vienne”, dat in Frankrijk ver­boden, maar in een Belgischen nadruk alge­meen verspreid werd. Hij werd om den inhoud van dat gedicht voor de regtbank ge­roepen, en, schoon hij zich in verzen verde­digde, tot eene gevangenisstraf van 3 maan­den en eene boete van 1000 francs veroor­deeld.

In den kerker schreef hij het gedicht “Waterloo, ou général Bourmont.” Hield hij zich daarbij nog steeds aan den classieken Franschen vorm, na de Julijrevolutie bekeer­den zich de beide vrienden tot de romantiek. In 1882 verlieten zij elkaar. Toen begaf zich Méry als bibliothecaris naar Marseille, ter­wijl Barthélemy te Parijs achterbleef en er een dichterlijk weekblad “Nemesis” uitgaf. Hij bestreed daarin de nieuwe regering, maar werd — naar men zegt — door geld tot zwij­gen gebragt. Hierdoor verloor hij de volks­gunst, en wel vooral toen hij zich opwierp als verdediger van den onwettigen staat van beleg te Parijs.

Zijn gedicht “Ma justification” kon hem niet regtvaardigen en hij begaf zich naar Amerika. Tijdens de Februarij-omwenteling behoorde hij tot de republikeinen. Later gaf hij een heldendicht uit “La Tauride”, en hij overleed te Marseille op den 23sten Augustus 1867. Reeds in 1833 is eene uitgave der gezamenlijke werken van Barthélemy en Méry in 6 deelen te Parijs verschenen. Aan de beide vrienden wordt toegeschreven de scherpe “Biographie de l’Académie Française”, die in 1825 is in het licht gekomen.

< >