Ban van het Hongaarsche baijan of het Slavisch pau, dat is Heer, was eertijds een titel, gevoerd in verscheidene oostelijke grensprovinciën van het Hongaarsche rijk.
Het hoogste gezag in burgerlijke, geregtelijke en krijgszaken was er aan verbonden.
Zulk een gebied heette banaat. De voornaamste banaten waren Dalmatië, Croatië, Bosnië, Slavonië, Machow en Szörény. Na de zegepraal der Turken bij Mohacz, 1526, verdwenen de bestaande banaten, behalve dat van Dalmatië en Croatië, thans vereenigd, wier magtige invloed, niettegenstaande de bijvoeging van Slavonië, door Maria Theresia (1746) vrij wat werd beperkt. Dit banaat is door de Oostenrijksche Constitutie van Maart 1849 onafhankelijk van Hongarije geworden, en de bewindvoerder, met behoud van den ouden titel, met dezelfde magt bekleed, als de stedehouders der overige Kroonlanden.
