Bajus (Michaël) of eigenlijk Michaël de Bay, een van de meest beroemde godgeleerden der R. Katholieke kerk in de 164e eeuw, werd geboren in 1513 te Melun in Henegouwen. Hij studeerde te Leuven, ontving in 1550 de doctorale waardigheid en werd er een jaar daarna tot hoogleeraar benoemd.
Hij beschouwde het als zijne taak, de Protestantsche theologie op grond van de uitspraken des Bijbels te wederleggen, maar haalde zich daarbij het ongenoegen op den hals van de heerschende partij in zijne Kerk. Zijne redevoeringen, welke van den breeden semi-Pelagiaanschen weg afweken en in zijn ambtgenoot Hessels een krachtigen steun vonden, joegen weldra de Belgische Franciscanen in het harnas, die daardoor hunne Seotistische stelselleer bedreigd zagen. Zij haalden uit die redevoeringen 18 stellingen, welke zij aan de Theologische Faculteit te Parijs ter veroordeeling voorlegden. De Sorbonne verklaarde (1560) 3 dezer stellingen voor evenzoovele dwalingen en het meerendeel voor kettersche gevoelens. Bajus beantwoordde deze censuur met “Aanmerkingen”, waarin hij sommige zijner beweringen liet varen, maar de meeste als woordelijke leerstukken uit den Bijbel, als juiste gevolgtrekkingen uit de leer van deze en als gevoelens van Augustinus verdedigde.
De gunst, die hij bij het Spaansche hof genoot, beveiligde hem voor 's hands voor verdere vervolgingen; ja, Philips II benoemde in 1563 hem en Hessels tot afgevaardigden naar de kerkvergadering te Trente. Bajus nam deel aan de laatste 3 vergaderingen van dit beroemd Concilie en besteedde zijn vrijen tijd aan het opstellen van dogmatische geschriften. Uit deze haalden de Jezuïeten en Franciscanen eene nieuwe reeks van ketterijen. Paus Pius IV nam echter geene beslissende maatregelen tegen den schrijver. Eerst Pius V heeft op den lsten October 1567 eene bul “Ex omnibus afflictionibus” tegen 75 leerstellingen van Bajus afgekondigd zonder den naam van dezen te noemen.
Nu wendde Bajus zelf zich tot den Paus en nam den schijn aan alsof hij die bul, welke in openbaren strijd was met de uitspraken van den Bijbel en van de Kerkvaders, voor een ondergeschoven stuk hield, door zijne vijanden opgesteld. Hij ontving uit Rome het antwoord, dat de bul, die nog niet was afgekondigd, weldra door den pauselijken vicaris-generaal te Mechelen zou worden openbaar gemaakt. Inmiddels weigerde de universiteit te Luik de bul te onderteekenen, en in weerwil van de vernieuwde aanklagten klom het aanzien van Bajus van jaar tot jaar. Hij werd in 1575 benoemd tot decaan der collegie-kerk, in 1578 tot kanselier der universiteit, en de koning van Spanje verhief hem vervolgens tot inquisiteur-generaal der Nederlanden. Wel werd Bajus in eene nieuwe bul van Gregorius XIII “Provisionis nostra” uitgenoodigd, om de 76 stellingen , die hij mondelijk herroepen had, ook schriftelijk voor dwalingen te verklaren, — wél zag de universiteit zich gedrongen, om eene verklaring te geven in dien geest, maar Bajus en zijne ambtgenooten oefenden het regt der wedervergelding door de Jezuïeten van Pelagiaansche dwalingen en onzedelijke grondbeginselen te beschuldigen, zoodat de Pauselijke nuntius zijne gunstelingen alleen beveiligen kon tegen de aanvallen van Bajus door aan beide partijen het stilzwijgen op te leggen.
Bajus overleed den 16den December 1589 en wordt geroemd als een man van groote geleerdheid, ongemeene bescheidenheid en reine zeden. Zijne Augustiniaansche gevoelens, dat des menschen wil, zoolang deze aan zich zelven is overgelaten, niets goeds vermag, — dat de erfzonde, even ais de gewone zonde, zich tot allen uitstrekt, en dat ook de Moeder van Jezus van beide niet vrij is gebleven, dat elke handeling, die niet voortvloeit uit zuivere liefde jegens God, geene waarde heeft, en dat de mensch alles uitsluitend verschuldigd is aan Gods genade in Christus enz. — dat alles werd in die dagen met den naam van Bajanismus bestempeld en vormde later den grondslag van de leer der Jansenisten. De werken van Bajus zijn uitgegeven door Gerberonus (Keulen, 1696).