Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Hals

betekenis & definitie

Hals (collum) noemt men dat gedeelte des ligchaams, hetwelk bij den mensch en vele dieren het hoofd met den romp verbindt. De laagste dierklassen, voorts de schaaldieren, visschen en slangen hebben geen hals, — de meeste insecten een zeer korten en dunnen, en vele vogels en zoogdieren een langen hals. Ook bij de menschen is de hals zeer verschillend. De hals van den man, gedeeltelijk door den baard bedekt, is dikker en minder rond dan die van de vrouw.

Het achterste gedeelte van den hals draagt den naam van nek. De hals wordt aan de bovenzijde begrensd door de onderkaak en het achterhoofd, en aan de benedenzijde door het borstbeen, de sleutelbeenderen, de schouderbladen en de wervelkolom. Tot steun van ’s menschen hals dienen 7 halswervels, die het bovenste gedeelte van het ruggemerg bevatten. De onderste 5 halswervels komen overeen met de wervels van den ruggegraat en zijn door banden zoodanig vereenigd, dat zij slechts eene geringe beweging naar voren, naar achteren en naar de zijde veroorloven. De bovenste 2 halswervels zijn echter anders gebouwd. De bovenste, het hoofd torschende, draagt den naam van atlas en heeft de gedaante van een ring, waarop het hoofd zóó geplaatst is, dat het zich vóór- en achterwaarts kan bewegen, terwijl de daaropvolgende, epistropheus genaamd, om zijne loodregte as kan draaijen, zoodat die beide geledingen, alle vereischte bewegingen van het hoofd mogelijk maken.

De epistropheus heeft op het wervelligchaam ter plaatse, waar zich bij de andere wervels het bovenvlak bevindt, een stomp uitsteeksel, waarom de atlas kan draaijen evenals eene deur om haar hengsel, en dat uitsteeksel is geplaatst in een ring, die achter aan den atlas door een vasten band wordt gevormd. Door andere banden, die de punt van dat uitsteeksel met het achterhoofd vereenigen, is de epistropheus met het hoofd verbonden. Van buiten is de hals bedekt met de huid. Daaronder liggen, achter de halswervels en vóór den slokdarm met de schildklier, de spieren, die van het hoofd naar de beenderen van borst en schouder of naar de inwendige deelen van den hals loopen. Tot die inwendige deelen behooren de luchtpijp en de slokdarm, — belangrijke organen voor de ademhaling en spijsvertéring; — voorts heeft men er groote slagaders (carotides) en aders (jugulares), alsmede zenuwen en klieren. Daar al die deelen zich in eene betrekkelijk kleine ruimte bevinden, bezit de hals een groot gewigt in de huishouding van ’s menschen ligchaam.

Men geeft ook den naam van hals aan het eerste lid van het kapiteel eener kolom, onmiddellijk volgende op de schaft. Men vindt dien bij de Toscaansche en Dorische orde. Ook aan sommige beenderen van het menschelijk ligchaam onderscheidt men een hoofd en een hals. Desgelijks bij andere voorwerpen, die ondersteld worden een hoofd te hebben en een romp — bijv. eene flesch — bestempelt men het gedeelte, hetwelk die beiden vereenigt, met den naam van hals.