Aspre (Constantin , vrijheer d’), een Oostenrijksch generaal, werd geboren te Brussel in 1789. Hij was een zoon van een Oostenrijksch generaal en een telg van een Belgisch geslacht. Op 16-jarigen leeftijd nam hij dienst bij het Oostenrijksche leger, woonde als eerste luitenant den veldtogt bij van 1809 en streed in 1813 tot 1815 in Illyrië en Italië. Met een handvol soldaten overrompelde hij in 1815 het Napolitaansche leger bij Mignano, dat 6000 man telde, en baande den Oostenrijkers den weg naar de hoofdstad. Na het sluiten van den vrede werd hij bekleed met eene militaire betrekking in het Lombardisch-Venetiaansch koningrijk, en hij nam in 1820 deel aan de expeditie naar Napels en in 1830 aan die naar Romagna.
Later werd hij bevorderd tot luitenantveldmaarschalk en in 1846 tot kommandant van het 2de arméekorps met Padua als hoofdkwartier. Hij onderdrukte er met bloedige gestrengheid eene botsing tusschen de militairen en studenten. Weldra barstte de omwenteling uit in Milaan en Venetië, en hij zag zich genoodzaakt eerst naar Verona en toen naar Brescia te trekken en zich met Radetzky te vereenigen. Toen deze (1848) aan de beneden-Mincio aanvallenderwijze begon te werken, rukte d'Aspre Mantua binnen en vormde, na het bezetten van Vicenza, met het 2de arméekorps den regter vleugel van het leger, waarna hij deel nam aan de gevechten bij Sommacampagna, Custozza en Volta. Weldra opende hem Brescia hare poorten.
In Maart 1849 werd hij tot Veldtuigmeester benoemd, waarna hij in diezelfde maand bij de bestorming van Mortara en in den slag van Novara nieuwe lauweren behaalde. Later was hij belast met het kommandement in Parma. Met de troepen, die voor de interventie in Toscane waren bestemd, trok hij over de Po en vereenigde zich vóór Livorno met het andere gedeelte van het Oostenrijksche leger in Italië. Nadat die stad stormenderhand veroverd was, deed d’Aspre ook hier zijne onverbiddelijke gestrengheid gevoelen. In October 1849 verkreeg hij het kommando over het 6de arméekorps, maar reeds in 1850 op den 24sten Mei overleed hij te Padua na eene kortstondige ziekte.