Aspern of Grosz-Aspern, een dorp in de nabijheid van Weenen, is beroemd geworden door den veldslag, die er plaats greep op den 21 en 22sten Mei 1809 tusschen Napoleon en aartshertog Karel. Napoleon had op den 13den Mei Weenen bij verdrag ingenomen, en Aartshertog Karel was, van zijn linkervleugel gescheiden, over de Donau teruggetrokken en had er zich vereenigd met het corps van generaal Bellegarde. Nu rukte hij voorwaarts, om de hoofdstad te ontzetten, en verdeelde zijn leger, bestaande uit de corpsen van den vorst van Hohenzollern, van den vorst van Rozenberg, van den veldmaarschalk Hiller en van graaf Bellegarde, te zamen 75000 man met 288 stukken, in 5 deelen en deed de geheele ruiterij onder den vorst van Liechtenstein plaats nemen tusschen de corpsen van Hohenzollern en van Rozenberg, tusschen Deutsch-Wagram en Stammersdorf.
Vóór dit leger lag de uitgebreide vlakte van het Marchfeld en achter den rug had het Gerasdorf, terwijl de linkervleugel op Rusdorf, en de regtervleugel op den Bisamberg leunde. Napoleon had de dorpen Eszlingen en Aspern tot steunpunten gekozen, op het eiland Lobau zijn krijgsvoorraad geplaatst, en den Donau-oever tot dekking van zijn linkervleugel bestemd. De Aartshertog begon den aanval met 5 kolonnes, en Napoleon deed zijne divisies onder Bessiéres, Lannes en Masséna — omstreeks 50 000 man — naar Hirschstätten voorwaarts rukken. De garde benevens de hulptroepen bleven in reserve. Generaal Normann bestuurde van de zijde van Stadlau den aanval op het dorp Aspern, dat door de Franschen was bezet. Bij het aanbreken van den nacht was de Oostenrijksche generaal Wacquant in het bezit van het bovenste gedeelte van het dorp, en hij behield het tot den volgenden morgen, terwijl Miller eene positie had genomen achter het dorp, waar Bellegarde hem ter zijde stond. Inmiddels behield het korps Hohenzollern bij de geweldigste aanvallen het slagveld en het vierde en vijfde corps drongen voorwaarts tot Eszlingen.
Ofschoon hertog Karel de brug naar Lobau had laten verbranden, werd zij binnen weinige uren hersteld, en de generaal Oudinot verscheen met alle beschikbare strijdkrachten uit Weenen, waardoor de sterkte van het Fransche leger verdubbeld werd.
Op den 22sten Mei begonnen de Franschen den slag met een aanval op Aspern, maar de dappere regimenten Benjowski en Klebek hielden er roemrijk stand. Ook de colonne van Bellegarde en Hohenzollern bood den vijand het hoofd tusschen Aspern en Eszlingen.
Toen de Franschen vernamen, dat de brug achter hen op nieuw verwoest was, streden zij als wanhopigen. Tot vijfmaal toe liepen de Oostenrijkers storm op Eszlingen, maar evenzoovele malen te vergeefs, daar zij telkens voor de sterke artillerie moesten afdeinzen. Zij vergenoegden zich eindelijk met het behoud hunner positie. Napoleon gevoelde echter, dat er van geen voorwaarts rukken sprake kon zijn, en in den nacht van den 22 op den 23sten Mei trok hij terug naar het eiland Lobau. Het verlies der Oostenrijkers werd geschat op 2000 man, dat der Franschen op tweemaal zooveel. De maarschalk Lannes overleed er aan zijne wonden. Gevangenen werden er weinig gemaakt, maar Oostenrijk veroverde vele kanonnen en geweren. De beide dagen van Aspern zijn voor Oostenrijk de roemrijkste van den veldtogt van 1809. De aldaar behaalde voordeelen gingen echter bij Wagram en bij Raab weldra verloren.