Armborst (arbalista) is een wapen om meê te schieten, hetwelk den overgang vormt van den eenvoudigen boog tot het hedendaagsche geweer. Hij bestaat uit een stok van sterk hout, waarin aan de eene zijde overlangs eene gleuf is uitgehold en op wier uiteinde het midden van een stalen boog met eene sterke pees is vastgemaakt, terwijl het andere uiteinde de kolf vormt.
Bij deze is aan die zijde, waar de goot of gleuf zich bevindt, eene ondiepe insnijding in den stok, in welke de gespannen pees wordt gelegd. Onder die insnijding is eene opening in den stok geboord en hierin een drukker geplaatst, waarmede men de gespannen pees kan opstuwen tot juist voor die goot. Hier ontsnapt zij met kracht aan de insnijding en strijkt over de goot heen, de bout of den kogel medenemende en voorwaarts slingerende, welke daarop geplaatst is.
De pees werd in de dagen, toen men den armborst in den oorlog gebruikte, op zeer verschillende wijzen gespannen, — somtijds door middel van een daartoe bestemd draai- werktuig, dat aan den stok was vastgehecht, en somtijds ook door middel van een hefboom of van een haak. Zoodanige, die met de losse hand konden gespannen worden, dienden meestal tot speelgoed voor kinderen, terwijl een krachtige armborst een geducht wapen was in de hand van den geoefenden schutter. Niet alleen bouten, maar ook allerlei soort van kogels en knikkers werden er door voortgestuwd. Bij kleine armborsten vindt men in plaats van eene goot een koker, die van onder door eene dubbele gleuf van den stok gescheiden moet wezen, opdat de losvliegende pees daarin kan doordringen.
Het gebruik van den armborst is zeer oud; hij is voorzeker spoedig na den boog in zwang gekomen. De Grieken en Romeinen hadden hem niet alleen als een draagbaar wapen voor het voetvolk, maar zij bedienden zich ook van wagenarmborsten, die op een voertuig geplaatst en door paarden getrokken werden. Men meent, dat ook de oude Germanen zoodanig geschut gebruikten. De armborst was evenwel het meest verspreid in de middeleeuwen, van den tijd der Kruistogten tot aan de 16de eeuw toe. Hij nam toen de plaats in, die tegenwoordig de buks of het geweer bekleedt. Op eene Lateraansynode van 1139 werd het gebruik van dat moorddadig wapen tegen Christenen verboden, en Innocentius III herhaalde dat verbod, maar men liet er zich weinig aan gelegen liggen. De armborst behield zijne plaats in den oorlog tot aan den tijd van Karei V (1530), en in Engeland tot aan den tijd van Elisabeth en Jacobus I, dus nog eene eeuw langer.
Later bleef hij alleen in eer bij de schuttersvereenigingen, waar men hem in Engeland en in ons Vaderland ook nu nog tot schijfschieten aanwendt. De ridders der middeleeuwen streden in den regel met lans en zwaard, maar zij hadden gewoonlijk armborstschutters onder hun bevel, en in het open veld maakten zij zelve ook wel gebruik van dat wapen. Op hunne burgten hadden zij achter de schietgaten gewoonlijk zware armborsten in gereedheid, die er in plaats van kanonnen werden gebruikt. Na de invoering der vuurwapenen zijn al die soorten van armborsten naar de muséa verbannen.