Arenga Labill. of arengpalm is een geslacht uit de familie der palmen. Het wordt vooral vertegenwoordigd door A. saccharifera Labill., die in den Oost-Indischen Archipel en in Cochinchina te huis behoort.
Deze heeft een onregelmatig geringden stam en eene donker groene kruin, gevormd door vindeelig gesplitste bladeren, die 5 tot 7 Ned. el lang zijn. Uit de mannelijke bloeikolven vloeit een sap, hetwelk na gisting een aangenamen drank en na uitdamping eene chocoladekleurige soort van suiker oplevert. In den stam vindt men veel zetmeel. De bladstelen zijn verbreed aan den voet en omvatten schedevormig den stam. Zij bestaan uit een los weefsel, met stekels bezet. Van die bladstelen maakt men matten en bezems.
De opbrengst dezer palmen is niet gering. Uit één bloemtak blijft het vocht 4 maanden zijpelen, en in ieder etmaal geeft hij omstreeks 3 Ned. kan. De bolvormige, gele, sappige steenvrucht is van buiten eenigzins vergiftig, maar het binnenste wordt in suikergebak en geconfijt gegeten. De arengsuiker wordt op Java algemeen gebruikt, en het touw, dat de vezels dier hoornen opleveren — het zoogenaamde gomoetitouw — is er een belangrijk artikel.