Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Cochinchina

betekenis & definitie

Cochinehina, Ko-tsjin-tsjing bij de Chinézen en Dong-trong bjj de Anamieten, is de naam van het oostelijke kustland van het rijk Anam (zie onder dat woord) in Achter-Indië tusschen 10½ en 17½° N. B., doch wordt ook in het woord Laag-Cochinchina (Basse Cochinchine) gebruikt als naam van de aangrenzende landen aan den mond der Mekong, die voor weinige jaren in het bezit van Frankrijk zijn gekomen, tot aan 1860 onder den naam van Gia-dinh tot Cambodsja behoorden, en daarna gedeeltelijk door de Chinézen en van 1689 af allengs door de Anamieten veroverd werden. De kroonprins Theto, die uit het land verdreven was, maar later als Gia-long regeerde, wendde zich door tusschenkomst van den bisschop van Adran, Pigneau de Béhaine, tot Lodewijk XVI om hulp, en er werd den 28sten November 1787 te Versailles een verdrag gesloten, behelzende, dat Frankrijk 1500 man hulptroepen zenden en daarvoor het schiereiland Toeron aan de oostkust van Cochinchina benevens het eiland Poelo-Condore ten zuiden van Laag-CochinChina ontvangen zou. De Fransche omwenteling belette de uitvoering dezer overeenkomst; er traden onderscheidene officieren in dienst van Gia-long, en het gelukte dezen, Gia-dinh, Cochinchina en Tonkin te heroveren en alzoo het rijk van Anam weder te herstellen. Onder zijne opvolgers werden de goede diensten der Franschen vergeten, en de vervolgingen van R. Katholieke zendelingen geene zeldzaamheden.

Laatstgenoemden werden meermalen door Fransche oorlogschepen gered, en in 1847 verscheen kapitein Lapierre met 2 oorlogschepen vóór Toeron, om verdraagzaamheid op het stuk van godsdienst te eischen. Koning Thioe-Tri deed echter pogingen, om zich door list van de officieren meester te maken, ten einde hunne schepen te vernielen, doch de aanslag werd ontdekt, en Lapierre greep den 15den April de vestingwerken der haven aan, waarbij omstreeks 1000 Anamieten het leven verloren, en boorde 5 van hunne oorlogsvaartuigen in den grond. Niettemin wees koning Tu-Duk in 1856 het aanbod van een verdrag hoogmoedig van de hand, en er vielen weder I bloedige tooneelen voor. Toen echter in 1857 de Spaansche bisschop Diaz vermoord werd, deed de admiraal Rigault de Genouilly met Spaansche hulptroepen uit Manila in 1858 een aanval op de vestingwerken van de havenstad Toeron, nestelde zich aldaar en veroverde Saigon, waarna zijn opvolger, de schout-bijnacht Page, zich meester maakte van de sterkten op den weg naar Huë, de residentie des Konings. De krijgsbedrijven werden afgebroken door den oorlog met China, maar in 1861 bragt admiraal Charner eene sterke bezetting in Saigon en versloeg het leger der Anamieten.

Schoon de Koning wel geneigd was, om vrede te sluiten, werden de vijandelijkheden voortgezet, en achtereenvolgens vielen Mytho aan de Mekong, Bien-hoa ten noordoosten van Saigon en Vinh-long in de handen der Franschen, zoodat de Koning zich weldra genoodzaakt zag, een verdrag te sluiten, waarbij de 3 provinciën Bien-hoa, Saigon en Mytho, benevens het eiland Poelo-Condore aan Frankrijk werden afgestaan. De admiraal Bonard werd in 1863 opvolger van den vice-admiraal de la Grandière als gouverneur der nieuwe kolonie, en sloot weldra eene overeenkomst met Cambodsja, waarbij dit rijk zich onder de beschermheerschappij van Frankrijk plaatste en de belangrijke plaats Nam-van, bij den oorsprong van 4 rivierarmen der Mekong gelegen, aan Frankrijk tot een steenkool-depot afstond. Daar in 3 andere provinciën des lands, Vinhlong, Chau-doc en Ha-tien, gedurig onlusten voorvielen, haastte zich de admiraal de la Grandière in 1867, om die aan het Fransche grondgebied toe te voegen. Op deze wijze heeft Frankrijk aldaar eene kolonie overweldigd, die op 1022 geogr. mijlen 1200000 zielen telt, zonder nog het protectoraat over Cambodsja (1523 geogr. mijlen met 1 millioen inwoners) te rekenen.

Vooral in Bien-hoa heeft men uitloopers van de oostelijke bergstreek van Achter-Indië, doch de hoogste berg der kolonie — de Badinh of Dien-bau — verheft er zich slechts 600 Ned. el boven de oppervlakte der zee. Ook het gebergte is er dus met bosschen bedekt of door den landbouw in beslag genomen, die er zich toelegt op het voortbrengen van indigo, tabak, katoen, hennep, aardnoten, suikerriet, maïs, moerbeziënboomen enz. Voor ’t overige heeft men er een mild besproeiden alluvialen bodem. Behalve de Mekong, die zich in onderscheidene armen verdeelt, heeft men er de rivier van Bien-hoa, die van Saigon, de Groote en de Kleine Vaïco enz., en deze wateren zijn geschikt voor groote schepen, terwijl slechts de baren of zandbanken in hare monden eene belemmering voor de scheepvaart veroorzaken. De rivier van Saigon is echter zelfs bij ebbe diep genoeg voor de grootste vaartuigen en heeft bij de stad van dien naam eene breedte van 400 Ned. el. Voorts heeft men er eene menigte kleine rivieren en kanalen, en de daartusschen gelegene landen zijn uitmuntend geschikt voor den rijstbouw.

Het klimaat is in het algemeen ongezond voor den Europeaan, hoewel niet zoo gevaarlijk als dat van Guinéa. Tusschen 8½ en 10½° N. B. gelegen, ondervindt Laag-Cochinchina den invloed der moessons. De warmtegraad bedraagt er gedurende den zuidwestmoesson (den regentijd van Mei tot October) 20—30° C., maar klimt gedurende den droogen noordoostmoesson (van October tot April) op den middag wel eens tot 35° C., om des nachts tot 15° C. te dalen. De grootste hitte heerscht er in Februarij en in het begin van Maart.

De bevolking bestond er in 1868 uit nagenoeg 1200000 Anamieten, 20000 Chinézen, 600 Europeanen, benevens eenige Malabaren, Tagalen, Turken, Arabieren enz., en men schat het aantal inboorlingen, dat er de R. Katholieke godsdienst omhelsd heeft, op 20000. De voormalige zelfstandigheid der gemeenten is er door Frankrijk gehandhaafd, doch de burgemeesters worden door den gouverneur benoemd, terwijl het provinciaal bestuur en de regtspleging eene aanmerkelijke verandering hebben ondergaan. De koloniale regéring, onderworpen aan het departement van Marine te Parijs, bestaat uit een gouverneur en een raad, tot welken laatste de militaire commandant, de chef van administratie en de directeur van binnenlandsche aangelegenheden behoren. Deze directeur heeft in de provinciën inspecteurs onder zich. De zetel van liet bestuur is Saigon, waar in de jongste jaren belangrijke gebouwen verrezen zijn. Die stad is als stapelplaats van een bloeijenden handel en als station voor de oorlogsvloot een hoogst belangrijk punt. In 1867 werd er ingevoerd voor eene waarde van 29 en uitgevoerd voor eene waarde van 34 millioen francs. In dat jaar bezochten 142 Engelsche, 98 Fransche, 94 Duitsche, 40 Chinésche, 32 Nederlandsche en nog een aantal andere schepen er de haven.

< >