Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 11-01-2018

Architect

betekenis & definitie

Architect is een woord van Griekschen oorsprong, dat bouwmeester beteekent, namelijk een persoon, die de bouwkunst in practijk brengt door het ontwerpen van plannen en vooral door het uitvoeren van deze.

Van een bekwamen architect mag men onderstellen, dat hij door ijverige studie zich bekend heeft gemaakt met de theorie en practijk van zijn vak en dat hij zijn rang door het afleggen van een examen verworven heeft. Een toekomstig architect dient zich toe te leggen op de zuivere en toegepaste wiskunde, op de natuur- en scheikunde, op alles wat tot den aanleg van waterstaatswerken en spoorwegen, tot de zamenstelling en de plaatsing van machines in betrekking staat, — en vooral op de kennis van alles wat tot het stichten van openbare gebouwen en woningen behoort, op de geschiedenis der bouwkunst, op de verschillende soorten van stijl, op de aanwending der onderscheidene bouwstoffen, — in één woord op alles, wat noodig is, om voor de minste kosten aan een gebouw den meest gepasten vorm, de grootste hechtheid en de doelmatigste inrigting te geven. Dat hij daarenboven constructiezin en een zuiveren smaak moet bezitten, behoeven wij naauwelijks te vermelden.

Om gelegenheid te geven tot wisseling van denkbeelden en alzoo tot bevordering der wetenschap zijn hier en daar vereenigingen van architecten opgerigt, die door het uitgeven van tijdschriften en door het uitschrijven van prijsvragen groote diensten bewijzen aan de schoone bouwkunst. Aan het hoofd dier vereenigingen staat voorzeker het “Royal institute of British architects” te Londen.