Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 11-01-2018

Aquarium

betekenis & definitie

Aquarium is de naam van een glazen kom of bak, waarin zich levende waterplanten en waterdieren bevinden. Van ouds hebben de natuuronderzoekers zich beijverd, om in daartoe geschikte flesschen of bakken de ontwikkeling en het leven dier gewrochten gade te slaan, en de gewoonte, om er goudvisschen, watersalamanders enz. in te bewaren, is zóó oud, dat men niets bepalen kan omtrent den tijd, waarop het eerste aquarium is vervaardigd. De eigenlijke aquariums zijn in deze eeuw in Engeland in den smaak gekomen, waar zij door Ward en Johnston werden aanbevolen. Men heeft er voor dieren en planten uit zoet en zout water.

Het aankweeken van zoutwaterplanten is in het binnenland doorgaans mislukt, omdat men eene doelmatige inrigting van het aquarium aan uitwendige sierlijkheid ten offer bragt. Men nam het onderstel van fraaije salontafeltjes en plaatste daarop eene glazen kom of iets dergelijks met rotsbrokjes, zeedieren en zeeplanten, maar men had er slechts korten tijd vermaak van. Men scheen niet te begrijpen, dat de ontwikkeling dier gewrochten belemmerd werd door het van verschillende kanten invallend licht. Fraaije en beter ingerigte aquariums vindt men in den Zoölogical garden (Regentspark) te Londen, in den Botanischen tuin aan liet eind der Rue royale te Brussel, alsook in het Zoölogisch muséum te Hamburg. Ook wordt het aquarium geroemd, dat op de laatste Parijsche wereldtentoonstelling te zien was, en het is bekend, dat te Berlijn een allerprachtigst aquarium wordt gebouwd op eene groote schaal. Ook bestaat het voornemen, om er een aan te leggen in den zoölogischen tuin. “Natura Artis Magistra’' te Amsterdam. Men dient te zorgen, dat het licht er op eene behoorlijke wijze in doordringe, en dat de bovenste opening wel met glas gedekt zij, om de uitdamping te beletten en het stof te keeren, maar tevens, dat er eene reet openblijve voor de luchtverversching. Het aanvullen van water geschiedt met zoet water, omdat anders het zoutgehalte te zeer zou toenemen. Op den bodem plaatse men eenige rotsblokken.

Doorgaans legt men in de zoutwateraquariums steenbrokken, waaraan zich eenig zeegras (Zostera marina) of wel deze of gene wiersoort reeds heeft vastgehecht. Vele polypen houden zich in zoodanig verblijf zeer goed. Zee-anemonen of actiniën, in een prachtig gekleurd gewaad gehuld, loeren er op den bodem, om voorbijzwemmde diertjes met gretigheid te vangen. De roode zeesterren (asterias) loopen er met groote behendigheid rond, terwijl zij hare zuignapjes uitstrekken. Zeeslakken met het halve ligchaam in zeehorens verstoken (Pagurus) en garnalen (Crangon) blijven er lang in het leven. Voegt men er eenige kleine zeevisschen bij, bijvoorbeeld eenige naaldvisschen (Sygnathus acus), zeepaardjes (Hippocampus brevirostris) en zeeschorpioenen (Cottus scorpius), dan bezit men reeds eene belangrijke verzameling.

Het maken van een zoetwateraquarium kost veel minder moeite. Dit heeft de gedaante van een vierkanten bak of die van eene kom. De eerste vorm is doelmatiger, omdat men ze gemakkelijker van een gordijn kan voorzien, om het licht af te sluiten. Men voorziet zulk een aquarium van een leem- of veenachtigen bodem, dien men met Vallisneria spiralis, met Pistia of met Anacharis Alsinastrum beplant. Heeft men eene kom in den vorm eener vaas, dan kan men haar in hout zetten en in het water een brok turf dompelen, dat er uitsteekt en waarop wel een of ander varenkruid — zooals Osmunda regalis in onze figuur — wil groeijen. Wij hebben, bijvoorbeeld, in onzen vierkanten bak (fig. 1) goudvisschen (d) en watersalamanders (Triton palustris b) geplaatst. Eenige groote libellenpoppen en larven (c, e) zijner bijgevoegd en leven van kleine insecten, terwijl de goudvisschen zich voeden met stukjes witten ouwel en met overblijfselen van planten. De larven der watermotten (Phryganea) vinden vermoedelijk eene veilige schuilplaats in hare kokers (d).AquariumDe kom (fig. 2) hebben wij bevolkt met roofzuchtige waterinsecten en waterslakken. Voor deze laatste is ook plaats in den vierkanten bak. De soorten van Linnaeus (a) en Planorbis (b) verdienen hierbij alle aanbeveling. Voorts ziet men er groote watertorren (c, d), waterschorpioenen (f, e) enz. Men voegt er vervolgens een aantal kleine schaaldiertjes bij, jonge weekdieren, kleine insecten en ringwormen, die aan de vroeger genoemden tot prooi verstrekken totdat zij eindelijk elkander aanvallen. Zulk een aquarium blijft niet zoolang in stand als het voorgaande. Het is van belang, dat men er gedurig het water afgiete en de groote lijken wegneme. Een deksel van traliewerk belet de verwijdering der gevleugelde bewoners. In het algemeen moet men door ondervinding met een aquarium leeren omgaan.Aquarium