Andamanen is de naam van eene eilanden-groep in de Golf van Bengalen. Zij ligt ten zuiden van Kaap Negrais tusschen 10 en 14° N.B. in de rigting van het noorden naar het zuiden tot aan de Nicobaren. De groep bestaat uit 3 grootere eilanden: Groot-Andaman, door eene smalle straat in 2 deelen gescheiden, en Klein-Andaman, het zuidelijkste, omstreeks 40 zeemijlen, van de Nicobaren verwijderd. Voorts heeft men er de eilanden Rutland, Groot-Coco, Landfall Narcondam, Barren enz.
De grootste eilanden zijn bergachtig en digt begroeid met teak-, ebben-, sandel-, ijzer-, mango- en terpentijnboomen. Het dierenrijk bestaat er uit tijgers, luipaarden, apen, wilde katten en wilde honden, eekhoorns, vele en prachtige vogels, slangen, schildpadden enz. De zee levert er een overvloed van visschen, krabben, oesters enz. Al die eilanden beslaan eene uitgestrektheid van omstreeks 120 □ geogr. mijlen. De bodem is er ongemeen vruchtbaar, maar het klimaat verre van gezond. De inboorlingen, wier aantal op 15000 wordt geschat, zijn donker van kleur en gelijken op de Tapoeas. Zij wonen in hunne dorpen in eenvoudige hutten en houden zich vooral met de jagt en de vischvangst bezig. Het weinige vertrouwen, dat zij in vreemdelingen stellen, getuigt van hunne schranderheid, en zij zijn geenszins zoo woest als wel eens door onkundige beoordeelaars is vermeld. De Britten stichtten er in 1791 eene volkplanting te Port Cornwallis, die zij echter vijf jaren later verlieten. In 1858 werden deze eilanden door de Britsche regering in bezit genomen en ingerigt tot eene deportatie-plaats voor Indische misdadigers. Het aantal van deze bedroeg in 1860 bijna 2000.