Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Ancillon

betekenis & definitie

Ancillon (Karl), regtsgeleerde en staatsman, werd den 28sten Julij 1659 te Metz geboren, studeerde te Marburg, Genève en Parijs en was in 1685 advocaat te Metz. Na de opheffing van het Edict van Nantes begaf hij zich met zijn vader naar Berlijn, waar de Keurvorst hem eerst tot regter bij de Fransche uitgewekenen en later tot gezant in Zwitserland benoemde. Hij werd vervolgens his-toriograaf des Konings en overleed als directeur van policie te Berlijn op den 5den Julij 1715. Hij heeft eenige werken geschreven, van welke sommige in ons land werden uitgegeven.

Johann Friedrich Ancillon, een achterkleinzoon van den voorgaande en minister onder de regering van Friedrich Wilhelm III, werd den 30sten April 1767 te Berlijn geboren, waar zijn vader Fransch predikant was. Nadat hij te Genève in de theologie gestudeerd had, bezocht hij Parijs en was er getuige van de eerste vreeselijke tooneelen der Omwenteling, die zijne koningsgezinde gevoelens niet weinig krenkten. Met afschuw van de volksregering keerde hij terug naar Berlijn (1790). Weldra werd hij er tot predikant bij de Fransche gemeente benoemd en niet lang daarna bevorderd tot professor in de geschiedenis aan de Militaire Academie. In 1793 volbragt hij eene reis naar Zwitserland en Frankrijk, en toen hij in het begin dezer eeuw een paar belangrijke werken uitgaf, waarbij het Tableau des révolutions du système politique en Europe, werd hij aanstonds benoemd tot historiograaf des Konings en tot lid van de Academie van wetenschappen te Berlijn. In 1809 werd hij staatsraad bij het departement van Eeredienst en niet lang daarna gouverneur van den Kroonprins. In 1813 en 1814 bevond hij zich met zijn kweekeling bij het leger, totdat hij in laatstgenoemd jaar, toen de Prins meerderjarig werd, die betrekking nederlegde. Ook van zijne overige ambten deed hij afstand, toen hij in datzelfde jaar tot geheimen gezantschapsraad werd benoemd. Nu betrad hij met ijver de staatkundige loopbaan. Hij wijdde zijne krachten aan de regeling van het binnenlandsche staatsbestuur van Pruissen en was gedurende de ongesteldheid van den graaf von Bernstorff, den minister van Buitenlandsche zaken, de leider der staatkundige aangelegenheden. In 1831 werd hij benoemd tot staats-secretaris voor Buitenlandsche zaken, en een jaar later volgde hij Bernstorff op. In zijne hooge betrekking heeft hij vooral veel gedaan, om het Tolverbond te stichten en te regelen. Zijne politieke rigting mag men in het algemeen met die van Metternich vergelijken. Zij openbaarde zich in eene gestrenge handhaving van het monarchaal absolutismus, in eene naauwgezette zorg voor het behoud des vredes, en in eene aanhoudende beteugeling van elke volksbeweging. Het was ook zijne zinspreuk: “Alles voor het volk, maar niets door het volk.” Binnen die grenzen was hij een groot voorstander van wetenschap en beschaving en zelfs van vrijheid, — voorts was hij bij zijne ondergeschikte ambtenaren geacht om zijne stipte regtvaardigheid, en door zijne vrienden geëerd als een beminnelijk mensch. Ook te midden der drukke staatsbemoeijingen bleef hij als schrijver werkzaam. Achtereenvolgens verscheen van zijne hand: “Ueber 'Souveränetät und Staatsverfassung” (Berlijn 1816),— “Ueber Staatswissenschaft” (B. 1816), — “Ueber Glauben und Wissen in der Philosophie” (B. 1824), — “Nouveaux essais de politique et de philosophie” (B. 1824),- “Ueber den Geist der Staatsverfassungen und dessen Einflusz auf die Gezetzgebung” (B 1825), — “Pensées sur l’homme, ses rapports et ses intérêts” (1829), — en “Zur Vermittlung der Extremen in den Meinungen” (1828 en 1831). Hij overleed den 19den April 1837.

< >