Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Genève

betekenis & definitie

Genève een der kleinste cantons van Zwitserland, is. gelegen in het zuidwestelijke gedeelte des lands en omgeeft het zuidelijk uiteinde van het meer van Genève tusschen het canton Waadtland en de Fransche departementen Ain en Haute Savoye.

Het canton beslaat eene oppervlakte van nagenoeg 5'è □ geogr. mijl; zijn bodem is heuvelachtig, wordt door de Rhône en de Arve besproeid, onderscheidt zich geenszins door vruchtbaarheid, maar wordt op eene uitmuntende wijze bebouwd. Het telde op den 1sten December 1870 ruim 93000 inwoners, van welke iets meer dan de helft de R. Katholieke godsdienst belijdt. Van het aantal kiezers — nagenoeg 15000 — behoort de meerderheid tot de Protestanten. Onder deze vonnen de Methodisten (in de volkstaal Momiers) eene afzonderlijke secte, de „Eglise libre” genaamd. De bevolking houdt zich bezig met land-, tuin- en wijnbouw, en vooral met handel en nijverheid. Een belangrijk bedrijf vormt er de vervaardiging van zak-uurwerken en byjouterieën. De jaarlijksche inkomsten en uitgaven van het canton bedragen ongeveer 1½ millioen gulden, — en er is eene staatsschuld van 8 millioen gulden. De hoofdstad draagt denzelfden naarn als het canton.

Ten tijde van den oorlog der Helvetiërs tegen de Romeinen behoorde Genève tot het land der Allobrogen, en reeds Caesar bestemde haar tot wapenplaats. Later vormde zij een gedeelte der Romeinsche Provincia maxima Sequanorum, en reeds ten tijde der Bourgondische koningen was zij eene belangrijke stad. Bij de ontbinding van het Bourgondische rijk kwam zij onder de heerschappij der Oost-Gothen, in 536 onder die der Franken, in de 5de eeuw werd er een bisschopszetel gevestigd, onder de keizers hadden er graven het gezag eerst tijdelijk, daarna erfelijk in handen, en tegen het einde der 9de eeuw werd zij een deel van het nieuwe Bourgondische rijk.

Na de 13de eeuw zochten de graven van Savoye er de opperheerschappij te verwerven. Intusschen wisten de burgers van Genève van de twisten tusschen de bisschoppen en graven gebruik te maken tot het verkrijgen van velerlei voorregten en vrijheden, die in 1387 door bisschop Adhemar Fabri in een wetboek werden verzameld. Het gelukte allengs aan de graven en later aan de hertogen van Savoye, prinsen uit hun stamhuis op den bisschoppelijken stoel van Genève te plaatsen, en vooral bisschop Johan (1513—1522), gesteund door hertog Karel III, zocht door geweldige middelen Genève te onderwerpen aan het oppergezag van Savoye. Nu ontstond er eene vrijzinnige partij, welke steun zocht bij het Zwitsersche eedgenootschap en alzoo die der Eydguenots genaamd werd. De strijd tegen Savoye eischte martelaars, zooals Berthelier (1519) en Lévrier (1524). Eindelijk gelukte het aan de vaderlandslievende staatsmanswijsheid van Bezanson Hugues (1526), een verbond te sluiten met Bern en Freiburg, waardoor Genève onder de hoede kwam van het Eedgenootschap, en toen de stad bedreigd werd door eene bende Savooische edellieden, snelden genoemde 2 cantons haar te hulp (1530).

Bern begunstigde er de Hervorming, die er in 1532 door Farel, Fromment en anderen gepredikt en den 27sten Augustus 1535 aangenomen werd. Toen in 1536 de hertog van Savoye op nieuw tegen de stad te velde trok, bragt Bern wederom bijstand, veroverde Waadtland en den zuidelijken oever van het Meer van Genève en gaf hierdoor aan de magt van Savoye een gevoeligen knak. Calvijn (zie aldaar), die in 1536 toevallig Genève bezocht en 2 jaar later de stad verlaten moest, werd er na de zegepraal zijner aanhangers in 1541 teruggeroepen en verwierf er een alvermogenden invloed. Hij stempelde op den geest der burgers te Genève het merk van regtzinnig pedantismus en puriteinschen geloofsijver, maar werkte tevens mede door de stichting der académie tot uitbreiding der wetenschap. Op deze wijze verkreeg de voormalige koopstad een merkwaardigen invloed op het maatschappelijk leven in Europa en werd als hot „Protestantshe Rome” de hoofdzetel van de Fransch-Protestantsche Kerk. De heerschzucht van Calvijn en de begunstiging van Fransche vlugtelingen, die in menigte derwaarts stroomden, verwekten er echter groote ontevredenheid. Uit de partij der Eydguenots ontstond nu allengs eene vrijzinnig-nationale — die der zoogenaamde Libertijnen —, welke echter bij de onlusten van 1555 het onderspit moest delven, waarna zij door Calvijn en zijne aanhangers door teregtstellingen, verbanningen enz. vernietigd werd. Savoye deed voorts bij herhaling pogingen, om zich van Genève meester te maken, — het laatst in den nacht van den 12den December 1602 door de beruchte escalade, waarvan de gedachtenis thans nog jaarlijks gevierd wordt.

Gedurende den strijd tegen Savoye en na het verdrijven van den bisschop was te Genève een Democratisch-republikeinsche regéringsvorm ingevoerd. De uitvoerende magt berustte er in handen van 4 Syndici, en de beraadslagende, wetgevende en verkiezende in die van 4 raadsheeren, in die van den Raad van Vijfentwintig (den Kleinen Raad of den eigenlijken Staatsraad, waaruit de Syndici gekozen werden), in die van den Raad van Zestig, in in die van den Raad van Tweehonderd, en in die van den Grooten of Algeraeenen Raad. Deze laatste, 1000 tot 1500 leden tellend, omsloot alle burgers en vormde de volkssoevereiniteit. Intusschen ontaardde deze staatsregeling meer en meer in eene familieregéring (oligarchie), zoodat eindelijk de Raadsheerlijke ligchamen zich zei ven aan vulden, en de Groote Raad allengs zeldzamer en in het laatst in het geheel niet meer bijeengeroepen werd. Weldra gold er het onderscheid tusschen Citoyens (Patriciërs), die aanspraak maakten op de voordeeligste ambten, en Bourgeois (Plebejers), die eerst later het burgerregt verkregen hadden, terwijl men de overige ingezetenen met den naam van Habitants, hunne kinderen met den naam van Natifs en de bewoners der naburige dorpen met dien van Sujets bestempelde.

Deze ongelijkheid gaf aanleiding tot onlusten en tot bloedige botsingen, zoodat in 1782 eene gewapende tuscehenkomst der beschermende Mogendheden (Bern, Sardinië en Frankrijk) plaats had ten behoeve der oligarchie. De groote Fransche Omwenteling was echter het keerpunt; de ontevredenen wierpen in Julij 1794 de regéring omver, verkondigden gelijkheid voor de wet, riepen eene Nationale Conventie bijeen en deden een Schrikbewind verrijzen. In 1796 behield eene meer gematigde rigting de overhand, doch reeds in 1798 werd Genève met Frankrijk vereenigd. De zegepraal der Verbondene Mogendheden hergaf echter aan Genève de voormalige onafhankelijkheid, en het voegde zich nu als 22*te canton bp het Zwitsersche Eedgenootschap, terwijl het Congres te Weenen haar gebied met eenige naburige plaatsen in Frankrijk en Savoye vergrootte. De nieuwe grondwet (1814) vertrouwde de wetgevende magt toe aan een Raad van Vertegenwoordigers, zamengesteld uit 278 leden, van welke jaarlijks 30 aftraden. Ieder burger die 25 jaar oud was en 25 gulden in de directe belasting betaalde, was kiezer. Gemelde Raad benoemde den Staatsraad, uit 4 Syndici en 24 leden bestaande en met de uitvoerende magt belast, terwijl uitsluitend aan dezen het initiatief der wetsontwerpen was toegekend. Daarenboven had een gedeelte zijner leden zitting en stem in de regtbanken.

Voorts kon de Staatsraad uitspraak doen in administratieve geschillen en aanklager en regter tegelijk wezen in het geval, dat men de majesteit van dit ligchaam geschonden achtte. Eindelijk erkende de constitutie de vrijheid van drukpers, maar verleende tevens aan den Raad van Vertegenwoordigers het regt, om deze vrijheid te beperken. Weldra ontstond er wrevel tegen deze grondwet en tegen de willekeur der Behoudende partij, doch eerst den 3den Maart 1841 bragt het verzet eene Staatkundige Vereeniging tot stand, terwijl Fazy (zie aldaar) zich aan het hoofd plaatste der Radicalen. In eene volksvergadering van 18 October 1841, waar men het in Aargau genomen besluit tot opheffing der kloosters goedkeurde, werden tevens de leemten en gebreken der grondwet ter sprake gebragt. Op een adres dezer Vergadering aan den Staatsraad, waarin men eene grondwetsherziening verzocht, gaf dat ligchaam een ontwijkend antwoord en verwees het verzoek naar den Raad van Vertegenwoordigers, terwijl de Oppositie de zamenroeping van een Constituérenden Raad verlangde. Toen voorts den 22sten November de Vertegenwoordigers bijeenkwamen, werden door de regéring de dienstpligtigen opgeroepen, doch slechts weinigen gaven hieraan gehoor. Ook deze weinigen voegden zich bij den volksoploop, die de regéring tot de gewenschte zamenroeping eener Constituante noodzaakte.

Den 7den Junij 1842 werd de nieuwe grondwet met eene groote meerderheid aangenomen, doch de helft der stemgeregtigden had geen deel genomen aan de stemming. De nieuwe staatsregeling bepaalde het aantal leden van den Raad van Vertegenwoordigers op 178, van welke om de 2 jaar ⅓ moest aftreden. Aan dezen behoorde het initiatief der wetsontwerpen'. De Staatsraad, gekozen voor een tijd van 6 jaar, bestond uit 13 leden, terwijl de stad een afzonderlijken gemeenteraad verkreeg. Het bestuur der Protestantsche Kerk werd toevertrouwd aan de „Compagnie des pasteurs” en aan een Consistorie, dat voor een derde uit geestelijken en voor twee derden uit leeken bestond. Daar echter de Behoudslieden de meerderheid hadden in de cantonnale raadsligchamen en de Radicalen in den gemeenteraad, ontstonden er nieuwe botsingen, en den 13den Februarij 1843 zelfs een gewapend oproer. Dien ten gevolge werd er den 12den Januarij 1844 de regtspraak door gezworenen (jury) ingevoerd.

Toen in 1846 de verbanning der Jezuïeten en de ontbinding van den Sonderbund ter sprake kwam, meenden de Staatsraad en de meerderheid van den Grooten Raad, dat zij eene onzijdige of althans eene dralende houding konden aannemen. Intusschen protesteerde eene volksvergadering, den 5den October gehouden, tegen dit gedrag, en de regéring riep de troepen bijeen. Bij het gerucht, dat men daarbij de gevangenneming van eenige leiders der volkspartij, onder anderen van Fazy, beoogde, wierpen de Radicalen barricaden op in de voorstad St Gervais, en deze werden door de regéringstroepen beschoten. Dit beschieten zou den volgenden dag worden voortgezet, doch eene volksvergadering, in de stad zelve gehouden, noodzaakte den Staatsraad om af te treden. Daarna werd den 9den October eene voorloopige regéring van 9 leden benoemd, en den 25sten daaraanvolgende een nieuwe Groote Raad van 90 leden gekozen.

Deze nu ontwierp eene democratische constitutie, welke den 27sten Mei 1847 met eene groote meerderheid aangenomen werd. Fazy, in het Voorloopig Bewind, in de Constituante en vervolgens in den Staatsraad gezeten, werd de ziel der nieuwe orde van zaken. Door hem is het algemeen stemregt van den voormaligen Generalen Raad hersteld. Deze kiest de uitvoerende magt, alsmede den Staatsraad, die 7 leden telt, en brengt zijne stem uit over alle aangelegenheden, welke op den regéringsvorm betrekking hebben. De Groote Wetgevende Raad wordt in 3 districten benoemd. In het eene jaar wordt de Groote Raad, in het volgende de Staatsraad gekozen, en hunne leden bekleeden hunne betrekking gedurende 2 jaren. Tot de belangrijkste maatregelen der nieuwe bestuurders behoort het sloopen der vestingwerken, het uitleggen der stad, het stichten van een Nationaal Instituut voor wetenschap en kunst, handel en nijverheid, van eene beurs, van verschillende banken enz.

Ofschoon de bloei van Genève onder het Radicale bestuur aanmerkelijk toenam, ontstond er uit de voormalige Behoudende partij, de ontevredenen en de Socialisten eene oppositie, die bij de verkiezingen van 1853 de overwinning behaalde. Doch reeds in 1855 kwam Fazy met zijne aanhangers weder aan het roer. Intusschen vermeerderde de ontevredenheid over de partijdigheid van Fazy, over zijn geldelijk beheer, over zijn verbond met de R. Katholieken enz. het aantal zijner tegenstanders, welke zich in 1861 tot de partij der Independenten vereenigden. Tijdelijk veroorzaakte de annexatie van Savoye door Frankrijk, waarbij men eene beweging ten gunste der inlijving van het Savooische neutraliteitsgebied in Zwitserland wilde te voorschijn roepen, eene toenadering der partijen. In 1861 mislukte de herkiezing van Fazy, hoewel de overige candidaten der Radicalen de overwinning behaalden.

Toch behielden in 1862 de Independenten — door het volk Ficellisten genaamd — de overhand bij het kiezen van een Raad tot herziening der grondwet; maar het ontwerp van deze werd door het volk verworpen. In den Grooten Raad verkregen de Independenten de meerderheid. Toen Challet-Venel, lid van den Staatsraad, naar den Bondsraad afgevaardigd werd, poogden de Radicalen Fazy in zijne plaats te doen verkiezen, doch zijn tegenstander Chenevière behaalde den 21sten Augustus 1864 de overwinning: Het radicale kiesbureau vernietigde daags daarna deze verkiezing op onvoldoende gronden, weshalve er weldra oproerige bewegingen plaats hadden. De Independenten hielden eene vergadering, trokken naar het stadhuis en noodzaakten den Staatsraad, om de gehoudene verkiezing af te kondigen. De Independenten, die met den afkondiger rondtrekken, werden in de voorstad St.

Gervais met geweerschoten ontvangen, zoodat onderscheidene personen sneuvelden. Hierop volgde eene tusschenkomst van wege het Eedgenootschap, en 14 beschuldigden, van welke 12 tot de partij der Radicalen en 2 tot die der Independenten behoorden, werden naar de jury verwezen, doch allen vrijgesproken. De verkiezingen voor den Staatsraad op den 12den November 1865 liepen rustig af, hoewel daarbij de Independenten eene volkomene overwinning behaalden. Deze partij bestond evenwel uit te ongelijksoortige bestanddeelen, om lang haar gezag te kunnen handhaven. Wel droeg zij eene wet voor tot wijziging der kiesdistricten, doch deze werd door het volk verworpen.

Nu nam de Staatsraad zijn ontslag, en van zijne leden werden slechts 2 herkozen, terwijl de Radicalen aan een 5-tal geestverwanen de zegepraal bezorgden. Bij de verkiezingen voor den Grooten Raad in November 1870 verkregen de Radicalen de meerderheid, — bij die voor den Staatsraad in 1871 werden al hunne candidaten gekozen. Daarbij dient men echter niet te vergeten, dat de Conservatieven en Radicalen zich vereenigden, om het hoofd te bieden aan eene nieuwe partij, die der Socialisten of Internationalen. Deze hadden zich sedert het jaar 1868 door werkstakingen op den voorgrond geschoven en hunne kracht aanmerkelijk vermeerderd door volksleiders uit den stand der werklieden, die uit het buitenland naar Genève waren getrokken. Het uitbarsten van den oorlog tusschen Duitschland en Frankrijk deed te Genève een burgerkrijg ontstaan, die van de zijde der werklieden door werkstaking en van de zijde der werkgevers door het sluiten der werkplaatsen werd gevoerd. Gedurende laatstgenoemden oorlog en vooral bij de aankomst van het berooide en viugtende korps van Bourbaki, openbaarde zich de weldadigheid der bevolking te Genève op eene treffende wijze, terwijl alle partijtwisten op den achtergrond werden geschoven totdat het lot der Commune te Parijs beslist was. Op nieuw traden in November 1871 de Socialisten tegen de Radicalen in het strijdperk bij de stembus, doch zij bleven verreweg in de minderheid. Nieuwe wetten op de Protestantsche eere-dienst, op de regtstreeksche verkiezingen voor den gemeenteraad en op de kiesbevoegdheid zijn er den 26sten April 1874 door de volksstemming aangenomen.

De stad Genève, de hoofdplaats van het canton is hoogst bevallig gelegen aan het Meer op de plaats, waar de Rhône zijne wateren wegvoert, en telde den 1sten December 1870 eene bevolking van bijna 47000 zielen, waarbij zich nagenoeg 13000 stemgeregtigde stadsburgers bevonden. Ongeveer 25000 van hen belijden de Protestantsche en 20000 de R. Katholieke godsdienst. Daarenboven heeft men in de voorsteden Eaux-Vives en Plein-Palais te zamen bijna 15000 inwoners. Bovenvermelde rivier verdeelt de stad in 3 wijken, vereenigd door 7 bruggen, waarbij zich de prachtige Pont du Mont-Blanc bevindt. De rijken en aanzienlijken wonen er meerendeels in de hooggelegene Oudstad op den linkeroever der Rhône, terwijl handel en nijverheid hoofdzakelijk in de lagere gedeelten gevestigd zijn. De voorstad St.

Gervais op den regteroever der rivier is vooral de verblijfplaats der werklieden, en hieraan grenst eene zeer elegante wijk, waaraan vele vreemdelingen de voorkeur geven. Langs het Meer en langs de Rhône vindt men er prachtige kaden, zooals de Grand Quai, de Quai du Mont-Blanc, en de Quai des Bergues met grootsche gebouwen, zooals hotels, magazijnen enz. Rondom de stad op de plaats der gesloopte vestingwerken verrijzen nieuwe, fraaije wijken. Voorts heeft men er een aantal merkwaardige pleinen. De fabrieken van uurwerken en van bijouterieën te Genève zijn wereldberoemd.

De ligging der stad begunstigt den doorvoerhandel, en bijna alle groote Staten van Europa, zelfs de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, hebben er consuls. De inwoners onderscheiden zich door ontwikkeling en beschaving en door eene levendige belangstelling in alle staatsaangelegenheden. Men heeft er een aantal genootschappen voor kunst en wetenschap, en Calame, Diday, Humbert, Hornung, Zimmermann enz. hebben de schilderschool te Genève beroemd gemaakt. Het onderwijs is er op een uitmuntenden voet geregeld. De académie telt er 3 faculteiten, — de geneeskundige ontbreekt. Er is eene boekerij met ongeveer 50000 deelen, alsmede met belangrijke handschriften van Calvijn en van andere hervormers, — voorts een muséum voor natuurlijke historie, — eene sterrewacht, — een muséum van schilderijen, — een conservatorium voor muziek, — 2 schouwburgen, enz.

De Fransche Hervormden bezitten er 7, — de R. Katholieken 2 kerken; ook heeft men er onderscheidene kerken van andere gezindheden. Bezienswaardig zijn er de antieke St. Pieterskerk, het Athenaeum-Eynard, het Rousseau-eiland, de door Decandolle aangelegde botanische tuin, het raadhuis, de Engelsche tuin met het relièf van den Mont-Blanc en het kiesgebouw. Uren in ’t ronde is Genève door smaakvolle buitenverblijven omstuwd, en een uur gaans van de stad ligt Ferney, het voormalig verblijf van Voltaire. Genève .wordt gestadig door eene verbazende menigte vreemdelingen bezocht, en is door spoorwegen met de overige Zwitsersche cantons en met Frankrijk verbonden.

Het Meer van Genève (Lacus Lemanus) behoort grootendeels tot Zwitserland en voor ’t overige tot Savoye, ligt bijna 400 Ned. el boven de oppervlakte der zee, strekt van het westen naar het oosten zich uit over eene lengte van 16¼ uren gaans, heeft de gedaante van eene halve maan, is tusschen Rolle en Thonon 3 uren gaans breed en bezit tusschen Evian en Ouchy eene diepte van 300 Ned. el. Men heeft er des zomers en bij hoogen waterstand eene soort van ebbe en vloed. Dit meer, dat nooit geheel bevriest, bevat veel visch en draagt groote schepen, die zelfs 5000 tolcentenaars kunnen laden, alsmede een groot aantal stoombooten. Hoogst bekoorlijk zijn in het canton Waadtland zijne oevers; — ernstig en somber daarentegen, met de romantische rotsen van Meillerie en de reusachtige berggevaarten van Savoye op den achtergrond, verheft zich de zuidelijke oever, die aan Frankrijk toebehoort. De Rhône valt aan het boveneinde in het Meer, om bij de stad Genève haren togt weder voort te zetten. Daarenboven vloeit op den regteroever nog een 20-tal stroompjes naar het Meer, van welke de Vevaise, Forestay en de Venoge de voornaamste zijn.

De Conventie van Genève noemt men eene op den 22sten Augustus 1864 te Genève geslotene overeenkomst, welke ten doel heeft, om de ellenden, die onafscheidelijk aan den oorlog verknocht zijn, zooveel mogelijk te lenigen, nuttelooze wreedheid te verhoeden, en de gewonden in bescherming te nemen. Daartoe vereenigden zich Baden, België, Denemarken, Frankrijk, Hessen, Italië, Nederland, Pruissen, het Zwitsersche Eedgenootschap en Würtemberg. Zij kwamen overeen, dat in geval van oorlog het personeel der lazarets met het daarbij behoorend bestuur, de artsen, degenen, die met het transport van gewonden zijn belast, alsmede de veldpredikers, het voorregt der neutraliteit zouden genieten en derhalve onschendbaar blijven, zoolang zij zich uitsluitend tot hun bedrijf bepaalden en tot de verpleging van gewonden noodig zouden wezen, terwijl die neutraliteit zich desgelijks zou uitstrekken tot de verplegingsplaatsen en hare depots. De gebouwen, hiertoe behoorende, zouden kenbaar wezen door eene algemeene vlag, en de personen door een band, die door het militair bestuur gestempeld en om den arm gedragen moest worden. Vlag en armband zouden op een wit veld een rood kruis voeren, — en naast de vermelde vlag moest tevens de nationale wapperen.

De verdere regeling dezer zaak werd aan de opperbevelhebbers der oorlogvoerende legers, naar aanwijzing der betrokkene regéring, op den grondslag der aangenomene bepalingen overgelaten. De geratificeerde stukken der Conventie van Genève werden den 22sten Junij 1865 uitgewisseld, en later zijn ook Griekenland, Groot-Brittanje en Ierland, Turkije, en Oostenrijk tot dit menschlievend verbond toegetreden. In den Pruissisch-Duitschen oorlog van 1866 is de Vereeniging van het Roode Kruis voor de eerste maal handelend in het strijdperk verschenen, en den 20sten October 1868 werden 15 artikels aan de bestaande toegevoegd, waardoor de werking der Vereeniging zich ook uitstrekte tot den oorlog ter Zee, waarna het oorspronkelijk exemplaar van deze toegevoegde bepalingen in het archief van het Zwitsersche Eedgenootschap werd nedergelegd. Intusschen is deze Conventie gedurende den Fransch-Duitschen oorlog van 1870—1871 van de zijde der Franschen meermalen geschonden, waartegen van de zijde van Duitschland krachtig werd geprotesteerd. Fransche geneeskundigen droegen ongestempelde armbanden, en het bleek wel eens, dat z{j met de instellingen van het Roode Kruis geheel en al onbekend waren. Het was vaak moeijelijk te beslissen, wie te regt of ten onregte zich op de bepalingen van de Conventie te Genève beriep, — maar zeker is het, dat bijna overal in de Fransche vlekken en dorpen de witte vlag met het Roode Kruis gezien werd, en dat vele personen den armband droegen zonder daarop regt te hebben.

Bij het uitbarsten van laatstvermelden oorlog werden door het Hoofdcomité van het Roode Kruis in Nederland aanstonds gelden ingezameld, die van alle zijden in ruime mate toevloeiden, en ambulances met ervaren personeel afgezonden naar Parijs, Luxemburg, Düsseldorf, Bonn, Mannheim, Trier en Saarbrücken. De spoorwegdirectiën beijverden zich, om aan personen en goederen, daartoe behoorende, kosteloos vervoer toe te staan, en de roem der Nederlandsche weldadigheid, degelijkheid en netheid werd ook bij die gelegenheid gehandhaafd. Zie voorts onder Roode Kruis.