Allard, opperbevelhebber van het leger en minister van oorlog bij Rundsjit-Singh, maharadsja van Lahore, werd in 1785 te St. Tropez in Frankrijk geboren en diende als officier onder Napoleon I en als adjudant bij den maarschalk Brune. Toen deze in 1815 te Avignon als een slagtoffer der volkswoede gevallen was, wilde Allard zich naar Amerika begeven. Op aandringen van een Italiaansch officier, dien hij te Livorno ontmoette, stevende hij naar Egypte.
Toen hij hij Mehemed-Ali enkel teleurstelling vond, spoedde hij zich naar Perzië, waar vorst Abbas-Mirza hem wel een hoogen militairen rang, maar geen gezag verleende. Daarom aarzelde hij niet, om eerst naar Kaboel te trekken en vervolgens gehoor te geven aan Rundsjit-Singh, die hem naar Lahore riep. Hier organiseerde hij de krijgsmagt op Europeschen voet en bleef overwinnaar in elken strijd, dien hij op bevel zijns meesters tegen de omringende vorsten voerde. In 1835 bezocht hij Frankrijk, waar hij met voorkomendheid aan het Hof ontvangen werd. Hij liet er zijne kinderen achter en keerde in het volgende jaar terug naar Lahore, waar Rundsjit-Singh, hem met eerbewijzingen overladen en zelfs zijne nicht tot echtgenoot geschonken had. Hij werd met gejuich ontvangen, omdat de overheerscher van Kaboel, Dost Mohammed Khan, de grenzen des rijks bedreigde. Allard streed er eerst voorspoedig, maar werd later bij Goemroed geslagen. De verovering des lands maakte aan dien oorlog en aan de krijgsmansloopbaan van Allard een einde. Hij overleed den 23sten Januarij 1839 en werd te Lahore met militaire eerbewijzing begraven.