Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Alemannen

betekenis & definitie

Alemannen (De) vormden eene vereeniging van Duitsche volkeren, die in de 3de eeuw onzer jaartelling voor de eerste maal in de geschiedboeken wordt vermeld. Na dien tijd deed zij gedurig aanvallen op de bezittingen der Romeinen aan de Boven-Rijn, terwijl zij alle stammen bevatte van het zuidwestelijk gedeelte van Duitschland, namelijk van het hedendaagsche Beijeren, Würtemberg en Baden — van de Main tot aan de Alpen. Over den naam, den oorsprong en de bestanddeelen dezer vereeniging heerscht eene groote onzekerheid.

Het schijnt dat de Alemannen dezelfde zijn als de Sueven, die, vereenigd met de Hermonduren, welke in de 3de eeuw uit de geschiedenis verdwijnen, en met andere stammen, het oude Vindelicië en Rhaetië allengs in bezit namen en hunne oude namen met den meer algemeenen van Alemannen (de Hoogduitsche vertolking van Germanen) verwisselden. Volgens sommigen is die naam afgeleid van “alle mannen”, waarmede een zamengevloeid volk of een aantal weerbare mannen wordt aangeduid. Later bestempelde men alleen de Sueven, welke ten westen van het Schwarzwald woonden, met den naam van Alemannen.

Wij vinden de Alemannen het eerst vermeld in de Romeinsche geschiedenis in de dagen van Caracalla, die hen overwon zonder hen tot onderwerping te brengen (211 na Chr.). Ten tijde van keizer Alexander Severus deden zij een inval op het gebied der Romeinen, en eerst aan Maximinus (237) gelukte het, hen over de grenzen te jagen. Met lang na den dood van dezen Keizer vernieuwden zij hunne togten, en zelfs het krijgsbeleid van den Romeinschen veldheer Posthumius was niet in staat, om hen op den duur te bedwingen, ofschoon hij de grenzen des Rijks beveiligd had met bolwerken, die van Pföring aan de Donau tot aan de Main voortliepen en wier overblijfselen nu nog den naam van “Duivelsmuren” dragen. Nu drongen de Alemannen westwaarts, trokken over de Rijn en volbragten rooftogten in Gallië, ja, zelfs in Opper-Italië. Keizer Galliénus dreef hen terug, maar kon niet verhinderen, dat zij aan beide zijden van de Boven-Rijn zich vestigden. In het jaar 270 vielen zij met de Marcomannen nogmaals in Italië, behaalden de overwinning op het leger van Aurelianus bij Milaan en Piacenza en verspreidden overal angst en schrik. Intusschen moesten zij de wijk nemen voor de krijgskunst der Romeinen, maar terstond na het overlijden van Aurelianus (275), plunderden zij wederom de Romeinsche gewesten. Probus herstelde er de heerschappij der Romeinen en stichtte er steden en verschansingen, maar een jaar daarna werd dat alles weder de prooi der Alemannen. De togten, die zij van hier in het naburige Gallië ondernamen, hadden niet altijd gelukkige gevolgen, want zij zagen zich dan ook wel aangevallen door de Romeinen, bij voorbeeld onder Valentinianus (368), die hun eene vreeselijke nederlaag toebragt. Toch verwierven de Alemannen bepaalde woonplaatsen en waren na het midden der 5de eeuw in Zwaben, Zwitserland en den Elsas gevestigd. Toen zij vervolgens in België wilden doordringen, werden zij door Chlodwig, koning der Franken, overwonnen. Deze Vorst verkreeg nu heerschappij over het land der Alemannen, met uitzondering van het gebergte en van een ander gedeelte, dat zich onder de hoede stelde van Theodoric, den koning der Oost-Gothen. Maar ook dit laatste werd later aan den scepter der Franken onderworpen. De stammen der Alemannen leefden nu onder de voogdij van Austrasië. Later wilden hunne hertogen zich onafhankelijk maken, en er ontstond een langdurige oorlog, die met de volkomene on-derwerping der Alemannen eindigde. De hertogen werden verdreven en het land in een kroon-domein herschapen, waaruit allengs een hertogdom Alemannië ontstond, dat in de 10de en 11de eeuw nog al iets beteekende, maar later verdeeld werd en als zelfstandige staat niet meer voorkomt.

De oude Alemannen hadden erfelijke hertogen, die van elkander onafhankelijk waren, maar in tijd van oorlog aan een gemeenschappelijken aanvoerder gehoorzaamden. Zij waren zeer strijdzuchtig en geoefend in het paardrijden — voorts zeer afkeerig van de Romeinen, van de beschaving en van het Christendom. Tijdens hunne zelfstandigheid grensde hun gebied ten zuiden aan de Alpen, ten westen aan het Jura-gebergte, ten noorden aan de rivieren de Kinzig, de Ens, de Murr en de Wernitz, en ten oosten aan de Leck.

De wetten der Alemannen zijn onder Dagobert, koning van Austrasië, verzameld. Zij zijn in de Latijnsche taal opgesteld, maar toch belangrijk voor de kennis van de taal en van de geschiedenis dier volkerenvereeniging. De Alemannische tongval is in een groot gedeelte van Zwaben en elders bewaard gebleven, en Hebel heeft vele schoone gedichten in het Alemannisch uitgegeven.

< >