Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Agrarische wetten

betekenis & definitie

Agrarische wetten, (leges agrariae) of akkerwetten noemde men in het oude Rome de zoodanige, welke eene meer gelijkmatige verdeeling moesten bevorderen der landen van den Staat, die tot eigendom of gebruik der burgers waren bestemd. Bij het ontstaan van Rome werd niet al het land verdeeld, maar een derde van het geheel bleef als gemeenteland (ager publicus), tegen betaling van eene zekere geldsom, voor algemeen en gemeenschappelijk gebruik bestemd. Vervolgens werden de overwonnen landen en de zoodanige, die bij overeenkomst waren af-gestaan, aan den ager publicus toegevoegd, of tot landen van den Staat verklaard, welke men tegen betaling van pacht aan de burgers in gebruik afstond.

Toen de Plebejers het burgerregt hadden verkregen en in het leger dienden, ontvingen zij hun deel van de veroverde gronden. Zij zagen zich hiervan verstoken, toen, na het verdrijven der koningen, de aristocratie de magt in handen kreeg. De Patriciërs betaalden zelfs geene pacht. De eerste, die zich tegen dat onregt verzette, was de consul Spurius Cassius Viscellinus, maar zijne pogingen leden schipbreuk op den onwil der Patriciërs. Zoo ging het ook meer dan één volkstribuun, totdat eindelijk door C. Licinius Stolo eene wet werd voorgesteld en aangenomen (lex Licinia), volgens welke niemand meer dan 500 jugera gemeenteland in bezit hebben en meer dan 100 stuks groot en 500 stuks klein vee naar de gemeenteweide zenden zou. Tevens werd het gebruik dier gronden voor alle burgers toegankelijk gemaakt. Langer dan eene eeuw had deze wet zegenrijke gevolgen. Na dien tijd geraakte zij in vergetelheid; de edelen (nobiles) begonnen hunne bezittingen uit te breiden, en duizenden, van grondbezit beroofd, verkeerden in Rome in de diepste ellende. Daarom zocht Tiberius Sempronius Gracchus, als tribuun des volks (133 vóór Chr.), de wet van Licinius te vernieuwen en sloeg voor, dat alle grondbezitters ’t geen zij boven de 500 jugera bezaten tegen schadeloosstelling aan den Staat moesten afstaan, die het onder de armen verdeelen zou. De edelen zochten zijn voornemen te verijdelen en de uitvoering der wet te vertragen, en de Tribuun werd bij een volks-oploop vermoord. Tien jaren later streefde zijn broeder Cajus Gracchus naar hetzelfde doel, maar hij vond tegenstand bij de edelen en geene medewerking bij het ontzenuwde, uitgemergelde, omkoopbare volk, zoodat ook hij zijne zorg voor het algemeene welzijn met den dood moest boeten. Nu gingen de edelen voort met het uitbreiden van hun grondbezit. Toen Cicero consul was, wilde de tribuun P. Servius Rullus de akkerwet vernieuwen, maar te vergeefs. De Consul verijdelde zijne poging met drie redevoeringen. Het spreekt van zelf, dat na den val der Republiek aan die wet niet meer gedacht werd.

Tegenwoordig noemt men agrarische wetten de zoodanige, die den eigendom en de verdeeling van den grond, zijn gebruik en de hiermede verbondene regten en pligten regelen. De Staat kan voorschriften geven, die de verdeeling van groote grond-eigendommen bevorderen en de splitsing van kleine verhoeden. Hij kan bepalingen maken omtrent den afkoop van tienden, omtrent den koop en verkoop van landen, omtrent hypotheken enz. Voorts kan hij maatregelen nemen, om het verbouwen van schadelijke gewassen, het uitroeijen van bosschen enz. te verhinderen, om den in- en uitvoer van de landbouw-voortbrengselen te bevorderen enz. Bij ons geeft men thans dien naam aan de verwachte wetten, die het grondbezit op Java zullen regelen.