Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Aequinoctium

betekenis & definitie

Aequinoctium of nachtevening, zoo noemt men den tijd, waarop het middelpunt der zon den evenaar bereikt, zoodat de dagen en nachten over den geheelen aardbodem even lang zijn. Die t|jd kan, uit een wiskunstig oogpunt beschouwd, slechts een oogenblik duren; doch omdat de zon geen lichtgevend punt, maar een ligchaam is, en tevens omdat zij zich niet met eene oneindige snelheid beweegt, kan men aannemen, dat zij een dag boven den evenaar blijft, zoodat deze alsdan de dagboog der zon is.

Die dagboog heeft, evenals de overeenkomstige nachtboog, eene lengte van 180°, zoodat de zon 12 uur zigtbaar en even zoo lang onzigtbaar blijft voor den bewoner van eenige plaats op aarde. Er zijn twee nachteveningspunten, omdat de zonsweg (ecliptica) en de evenaar (aequator) elkander elk jaar tweemaal snijden. Dit geschiedt den 21sten Maart (voorjaars-nachtevening) en den 23sten September (herfst-nachtevening). Die snijpunten noemt men de aequinoctiaalpunten. Het voorjaars-nachteveningspunt — ook wel het punt Ariës genaamd — is bij de sterrekundige bepaling der plaats van een hemellicht van groot belang, omdat het als beginpunt geldt, vanwaar men de lengte en de regte klimming rekent, waarover wij ter gepaster plaats zullen spreken. De aequinoctiaalpunten veranderen regelmatig en zeer langzaam van plaats, en wel van het oosten naar het westen. Men kan dit gemakkelijk voorstellen door de snijpunten van twee hoepels, die den zonsweg en den evenaar voorstellen, geleidelijk te verschuiven.

< >