In het voorbijgaan vermelden wij, dat het bij mannen wat vooruitstekend gedeelte van het strottenhoofd aan de keel de adams-appel wordt genoemd. Men geeft dien naam echter ook aan de vrucht eener verscheidenheid van den citroenboom (citrus medica L.). Die vrucht is uitwendig met eene menigte knobbels, met hoogten en laagten bedekt. Haar vaderland is onbekend, maar zij heeft hare vermaardheid te danken aan een gebruik der Israëlieten, om bij de viering van het loofhuttenfeest bouquetten aan te bieden, die hoofdzakelijk uit een adams-appel, een palmblad en eene wilgentwijg bestaan.
De beteekenis van die gewoonte is raadselachtig. Sommigen zien daarin eene vingerwijzing op de voorvaderen, op het land der bloeijende palmen en op hunne noordelijke woonplaats. Anderen beschouwen den adams-appel als het zinnebeeld van pracht en rijkdom, het palmblad als dat eener hooge waardigheid, en den wilgentak als dat van hun treurigen toestand.
De Israëlieten ontvangen de adams-appels in kisten van Corsica. Zulk eene kist bevat 20 tot 25 stuks en kost nagenoeg dubbel zoo veel gulden. Fraaije appels kosten zelfs 10 tot 100 gulden. In Polen snijdt men ze na het feestelijk gebruik in schijfjes, die met eene groote hoeveelheid suiker worden genuttigd. Bijgaande afbeelding toont ons een bloeijenden tak benevens de vrucht op ¾de natuurlijke grootte.