Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Winti

betekenis & definitie

N.E., ook mapokro en awese genoemd. Dat men onder winti verstaat wind, adem of geest is medegedeeld in het art.

AFGODERIJDANS. Wel leidt men het woord winti af van het Hollandsche wind, maar on waarschijnlijk is het niet, dat het woord winti van Afrikaanschen oorsprong is, als de zaak zelve. In evengenoemd artikel wordt gezegd, dat allen die den gang van zaken bij deze ritueele dansen hebben beschreven hunne kennis uit de tweede hand hebben. Dit nu is niet geheel juist. Benoit (Voyage a Surinam, Bruxelles 1839) beschrijft een dezer Afrikaansche ceremoniën door hem aanschouwd in het Picornobosch bij Paramaribo. Ook Coster (Bijdr. tot de Taal-, Land- en Volkenk. v.

Ned. Indië, 3e volgr. 1ste deel, 1ste stuk, 1866, blz. 21) beschrijft wat hij uit eigen aanschouwing zag. De Goeje (Verslag der Toemoekhoemak-Expeditie, Leiden 1908) was bij de Aucaners op Drietabbetje aan de Tapanahoni ooggetuige van een winti-dans. Wij laten nu in 't middden of deze blanken de plechtigheid in haren oer-vorm dan wel een édition purifiée te zien kregen. Dat de beschrijvingen geheel uiteenloopen moet daaraan worden toegeschreven dat verschillende winti's werden bijgewoond. Hetgeen Benoit aanschouwde vertoont meer overeenkomst met den Vodoe-dienst op Haïti dan hetgeen de andere schrijvers zagen.

Spalburg, die geruimen tijd als onderwijzer onder de Aucaners heeft gewoond, onderscheidt in zijn Schets van de Marowijne en hare bewoners, Paramaribo 1899, drie soorten wintidans, de Cromanti, de Opéte en de Tijgerwind. ‘Zij bedienen zich van een geheimzinnige spraak, waarin het Opperwezen betiteld wordt met den naam van Koobjanpoo en de blanken Boonie’. De dansers en danseressen geraken in een toestand van opwinding en razernij, en de negers hechten een onwrikbaar geloof aan de uitspraken dezer bezetenen. Schneider, Die Buschneger Surinames, Herrnhut 1893, wijdt belangrijke beschouwingen aan den wintidans, maar vertroebelt de zaak door winti-man, obia-man (zie OBIA), loekoe-man en wisi-man als identiek te beschouwen. De begrippen dekken elkaar echter niet; dezelfde persoon kan twee of meer dezer functies tegelijk vervullen, maar daaruit volgt niet dat deze eigenlijk dezelfde zijn of noodzakelijk met elkaar samenhangen. Toegegeven moet worden dat de schrijvers de verschillende benamingen willekeurig gebruiken, waardoor verwarring ontstaat. Het woord winti-man bestaat feitelijk niet, althans niet bij de negers.

De obia-man vervaardigt obia's en is veelal een bedrieger, die zich goed laat betalen voor zijne amuletten, de wisi-man is een giftmenger, een boosdoener, die ook bij de Boschnegers zwaar gestraft wordt, de loekoe-man is priester, vaak de leider bij den wintidans, ziener, droomuitlegger, geneeskundige, veelal bedrieger, die niet kosteloos arbeidt. Obia-man, wisi-man en loekoe-man behoeven om hun werk te doen niet in geestesvervoering te verkeeren. Winti is een toestand waarin elke Boschneger of Boschnegerin tijdelijk kan verkeeren, wanneerde zenuwen door drank, aanhoudend, helsch tromgeroffel, enz. overprikkeld worden. Natuurlijk is niet elk individu daarvoor vatbaar. ‘Thatsache ist jedenfalls - aldus Schneider - dasz die Wintitänzer auf kürzere oder längere Zeit in eine, sagen wir einmal, Wahnsinnsraserei der schlimmstem und grauenerrägendsten Art geraten’. En verder: ‘Thatsache ist jedenfalls auch, dasz die aus solchem Zustand erwachenden nichts von allem dem wissen, was inzwischen mit ihnen vorgegangen’. Dat de winti-mannen voor hun beroep opgeleid worden, zooals een bericht zegt in het Missionsblatt der Brüdergemeine, 1885, wordt door andere schrijvers niet bevestigd.Van Coll. Gegevens noemt vijf verschillende winti's maar zegt tevens dat er meer zijn: de meest algemeene is de apoekoe winti (ook kanta masoe genoemd) waarbij het schuim uit termietennesten een voorname rol speelt (zie BAKROE); de karaibische winti, aldus genoemd ‘omdat hij, die daarmee bevoorrecht wordt, klanken uitslaat, die in 't oor der negers ietwat als Caraïbisch klinken’; de opété-winti of adjonkorro-winti, die inzonderheid bij de Boschnegers voorkomt; de cromanti- of tijger-winti (door Spalburg als twee verschillende genoemd) die vooral bij het uitbreken van ziekten afwerend moet helpen; de dagoewé- of papa-winti, die door de papa- of dóhoman-negers ingevoerd zou zijn (zie SLANGENVEREERING). F.P. en A.P. Penard sommen in hun in het art. AFGODERIJENDANS genoemd geschrift een groot aantal winti's op en vermelden tal van bijzonderheden bij elk der winti's. Vooral merkwaardig zijn de gezangen, die bij de verschillende winti's gezongen worden.

Het rijke materiaal is blijkbaar bijeengebracht uit mededeelingen van derden en is niet de vrucht van eigen waarneming. Ook deze schrijvers houden den obiaman en den wintidanser niet genoeg uiteen.

De eind-indruk, dien men overhoudt na kennisneming van de litteratuur over het onderwerp, is, dat de winti-dans zich als een merkwaardig verschijnsel twee- en een halve eeuw in de kolonie handhaafde, maar dat na zoo langen tijd het begrijpen daarvan nog zeer onvolledig moet heeten, moeilijk als het is in te dringen in het zieleleven der negers.

Ook de blanken hebben volgens de negers hun winti: deze noemden in vroeger jaren de vrijmetselaars-loge Concordia te Paramaribo bakra-winti of winti der blanken (Teenstra, De Landb. in de kol. Suriname, Gron. 1835, II).

< >