Het geloof in de kracht van voorbehoedmiddelen tegen ziekte, ongevallen, booze geesten, enz. is in Suriname, en niet alleen bij de nog heidensche bevolking, zeer verspreid. Bij de Boschnegers dragen ze gewoonlijk den naam obia. Alle mogelijke voorwerpen kunnen daartoe dienen, stukjes hout, vederen van vogels, glasscherven, nagels, tanden en beenderen van dieren, metalen ringen met katoendraden omwoeld, kaurischelpen, enz., in één woord alles wat door den obiaman tot obia bestemd wordt en daardoor tooverkracht heeft verkregen, niet alleen als voorbehoedmiddel, maar ook om den drager in zijne ondernemingen, bij de jacht, maar vooral in de liefde geluk te brengen.
Al naar den aard worden deze amuletten aan het voorhoofd, om den hals, de armen, het handgewricht, de knieën, soms ook om de heupen gedragen. Ook huisdieren dragen obia's, in het bijzonder de honden om een goede jacht te bevorderen. Aan vruchtboomen vindt men soms de vreemdsoortigste amuletten, stukken van schildpadschalen, verdroogde hagedissen, bosjes veeren, die de vruchtbaarheid van den boom moeten verhoogen. Een obia van bijzondere kracht, die den drager kogelvrij maakt, vermeldt Van Coll: een tétéi (stuk van een liaan) in rood katoen gewikkeld, zwart gemaakt, van de lengte van een vinger en de dikte van den hals eener wijnflesch; het vormt een zakje, dat aan een koord als bandelier bevestigd, op het hart wordt gedragen. Slechts 10 geboren Afrikanen verstonden de kunst het te maken, een kunst welke zij tot geen prijs aan iemand wilden leeren.Als amulet worden ook vereerd de steenen bijlen der Indianen, de zoogenaamde donder- of onweersteenen. Ook heeft men obia's om in den grond te begraven ter bescherming ofwel om een vijand kwaad te doen, een ziekte te bezorgen, enz. Genoemd moeten nog worden de geschreven amuletten, die vooral dienen om de gevolgen van ogri-ai (het booze oog) af te wenden. (Zie voorts BOOZE OOG).
Hier worde nog aangeteekend dat de Indianen niets weten van de amuletten die in het negergeloof zulk een groote rol spelen. Hunne bekoringsmiddelen hebben een ander karakter.
Litt. A. Kappler, Surinam, 1887, pp. 242 en 263. - J.H. Spitzly, Zeitschr. für Ethnologie, 1889, p. 213. - Prof. Dr. W. Joest, Ethnographisches und Verwantes aus Guyana.
Intern. Archiv. für Ethnographie, Suppl. zu Band V, 1893, p. 61. - L.A. Bakhuis, Versl. der Coppename-Expeditie, 1902,. - Van Coll, Gegevens, 1903, - E. Nunes, Het toekomstig Leven, 1 Mei 1906. - C.H. de Goeje, Versl. der Toemoekhoemak-Expeditie, 1908, - F.P. en A.P. Pénard, Surinaamsch bijgeloof, 1912.