Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Trekvogels

betekenis & definitie

Dit zijn de vogels, die in het najaar, uit voedselgebrek of om dit gebrek te voorkomen, naar warme streken verhuizen om in het voorjaar naar hunne broedplaatsen terug te keren. Daartegenover staan de standvogels, die levenslang blijven in de streek, waar zij geboren zijn; een tussenvorm zijn de zwerfvogels, die zich wel van hunne broedplaatsen verwijderen, maar in hetzelfde klimaat blijven.

Scherpe grenzen zijn tussen deze drie groepen niet te trekken, dezelfde vogel is soms in het ene land trekvogel, in het andere land standvogel. In ons land kent men een 240 soorten trekvogels.

Men onderscheidt nog „zomergasten”, welke hier broeden, „wintergasten”, die in Noord- of Noord-Oost-Europa broeden en hier den winter doorbrengen, zoals b.v. de bonte kraai, „doortrekkers”, welke hier alleen op den trek komen, b.v. de houtsnip. De hier inheemse trekvogels trekken grotendeels naar Zuid-Europa en Noord-Afrika of nog iets zuidelijker.

Bekend is, hoe de vogelzwermen, door een onfeilbaar instinct geleid, den juisten weg heen en terug weten te vinden. De vogeltrek vormt sinds geruimen tijd een onderwerp van methodisch wetenschappelijk onderzoek, maar toch is er in de periodieke tochten van zovele vogels nog veel onverklaarbaars.

Merkwaardig is ook, dat er in den laatsten tijd vogels zijn, die van trektot standvogels worden.In het midden van de vorige eeuw was de merel nog vrij geregeld een trekvogel, tegenwoordig is zij echter een standvogel geworden. Ook bij spreeuw en roodborstje schijnt in de laatste 25 jaar de neiging tot overwinteren groter te zijn geworden.