Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Klimaat

betekenis & definitie

Het woord klimaat is afgeleid van een Grieks woord klima, dat het vlakker worden van dc aarde naar de polen en de zich hiernaar regelende weersgesteldheid aanduidt. In den loop der tijden kreeg het woord de betekenis van de verschillende weersgesteldheden, die op een bepaalde plaats of in een zekere landstreek heersen.

Deze weersgesteldheden worden o.a. bepaald door de temperatuur, den vochtigheidsgraad, de hoogte, den luchtdruk, de bodemgesteldheid, de beplanting enz.Men onderscheidt: zeeklimaat, berg-, vastelands-, woestijn-, tropisch, subtropisch klimaat enz. De wetenschap, die zich met het waarnemen en optekenen der verschillende klimaten op onzen aardbol bezighoudt, is de klimatologie, een onderdeel van de meteorologie of weerkunde.
De klimatologie verdeelt het aardoppervlak in 5 zones, die door denkbeeldige lijnen worden begrensd. Deze lijnen zijn: de keerkring van den Kreeft ± 23 ½ ° ten Noorden en de keerkring van den Steenbok, 23 ½ ° Zuidelijk van den evenaar, de Noordpoolcirkel, 23½° Zuidelijk van de Noordpool en de Zuidpoolcirkel, 23 ½° Noordelijk van de Zuidpool. Tussen de beide keerkringen in ligt de hete of tropische zone. Tussen de keerkringen en de poolcirkels liggen de beide gematigde zones. Het deel van den aardbol rondom de Noordpool, ingesloten door den Noordpoolcirkel, is de Noordelijke koude of arctische en het deel om de Zuidpool de Zuidelijke koude of antarctische zone.
Het klimaat der hete of tropische zone kenmerkt zich door een hoge gemiddelde temperatuur (20—30° C), die in de verschillende jaargetijden slechts weinig verschilt. Daarentegen kan het warmteverschil tussen dag en nacht aanzienlijk zijn. De windrichting is voor bepaalde tijdvakken constant (passaat of moesson); het vochtigheidsgehalte van de lucht is betrekkelijk hoog en op gezette tijden valt veel regen (de bekende regenperiodes).
Een uitzondering op dezen algemenen regel vormen de grote woestijnen, de Sahara, Arabië enz. Feitelijk kent men in de tropische zone slechts twee jaargetijden, n.l. de regenperiode en de droge periode.
In de gematigde zones is er veel meer wisseling van klimaat. De warmteverschillen der jaargetijden zijn groot, de windrichtingen zijn zeer veranderlijk en de regenval spot met elke voorspelling, die ouder dan 48 uur is. Belangrijke verschillen worden waargenomen tussen land- en zeeklimaat. De oceanen, die een reusachtig warmtereservoir vormen, nemen ’s zomers grote hoeveelheden warmte op, die ze ’s winters weer aan de lucht afgeven. Daarom hebben over het algemeen landen, die aan de zee liggen, een veel zachter klimaat dan de uitgestrekte landstreken, die van de zee afgesloten zijn. West-Europa met zijn lange kustlijnen verkeert in dit opzicht in veel gunstiger omstandigheden dan het tussen dezelfde breedtegraden gelegen deel van Noord-Amerika. Daar heerst het vastelandsklimaat met zijn enorme tegenstellingen, ’s zomers hitte, waarbij de mensen dikwijls een zonnesteek krijgen, en ’s winters koude, waarbij dood door bevriezen geen zeldzaamheid is.
Hoe het klimaat in de arctische en antarctische zones is, heb je uit de verhalen van de Noord- en Zuidpoolexpedities, die de kranten brachten, kunnen lezen. Je hebt gehoord, welke temperaturen daar heersen: ’s zomers, wanneer de zon langen tijd niet ondergaat, is het er soms zo warm, dat de sneeuw en het ijs smelten, de eerst zo kale aarde zich met enigen plantengroei tooit en zelfs muggenzwermen het den mens lastig maken. En ’s winters heerst er een maandenlange nacht, alleen verlicht door fonkelende sterren en tijdelijk door de maan en het fantastische Noorderlicht (of Zuiderlicht) en een koude, waarbij het kwik in de thermometers en de olie in de vaten bevriest. Daarbij razen over het met sneeuw bedekte land stormen, die geen mens ongestraft trotseren kan. Onder zulke omstandigheden is het reizen in deze streken uiterst bezwaarlijk en vol gevaar en talrijk zijn dan ook de offers aan mensenlevens, die het barre klimaat in de nabijheid der polen gevorderd heeft; ik noem slechts de meest bekende gevallen: Sir John Franklin en zijn expeditie van 158 man, die allen in 1846 in de ijswoestijn ten N. van Amerika den dood vonden; kapitein Robert Scott, die met vier vrienden in 1910 op de door sneeuwstormen geteisterde hoogvlakte van het Zuidpoolgebied omkwam; Roald Amundsen, den dapperen pionier, die beide polen bezocht had en tenslotte bij zijn heldhaftige poging om Nobile te redden, den dood vond. De dodenlijst is lang, maar ik wil het hierbij laten.