Het Wetboek van Strafrecht verstaat onder stroperij het wegnemen van aarde of puin, van wilde of gekweekte planten, gewassen of vruchten, mits dit niet met geweld of bedreiging tegen enig persoon gepaard gaat. In het gewone spraakgebruik verstaat men er echter meestal onder het jagen of vissen zonder jachtacte of consent, of met ongeoorloofde hulpmiddelen; in het kort: het onregelmatig bemachtigen van wild of vis: wilddieverij.
In Nederland behoort namelijk in het algemeen het jachtrecht aan den eigenaar van den grond. En men is gebonden aan den tijd, gedurende welken de jacht mag worden uitgeoefend en aan de bepalingen omtrent de wijze van jagen. Deze bepalingen zijn gemaakt om den wildstand te beschermen. Enerzijds behoort het wild bij den grond en is dus in het eigendomsrecht inbegrepen, anderzijds daarentegen loopt het van het ene terrein naar het andere en is het eigendomsrecht op het wild dus weinig scherp omlijnd. Omdat dus het wild in zekeren zin gemeengoed is, kan enige bescherming niet gemist worden.
Het vissen, de meest populaire volkssport in Nederland, is eveneens aan bepalingen gebonden. In veel gevallen (b.v. afgesloten water) is toestemming van den eigenaar nodig (visrecht).