Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Nederland

betekenis & definitie

Over Nederland valt niet veel te vertellen, dat al niet op school uitvoerig is behandeld. Daarom is het misschien wel aardig hier iets te vertellen, dat niet op school onderwezen wordt, namelijk hoe men zich ons land in het buitenland voorstelt.

Zo bevatte onlangs een Amerikaans aardrijkskundig tijdschrift een artikel over Nederland, met veel foto’s verlucht, en nu bleek, dat al die foto’s van Marken, Volendam en Walcheren waren. Natuurlijk ontbraken de „inboorlingen” in hun traditionele klederdracht niet, zelfs waren enkele foto’s gekleurd.

Dat was dus „Holland”, zoals men ons vaderland nog al eens aanduidt.Ook de inhoud van het artikel bracht veel nieuws. Er stond o.a. in, dat de Hollandse vrouwen ten minste zes rokken over elkander droegen en dat men aan de mutsen den godsdienst kon zien; wat alleen voor een klein deel van Zeeland opgaat.

Natuurlijk zijn er wel Amerikanen, die beter weten, maar bij zulke voorlichting waarschijnlijk niet veel.

Een beter verhaal over ons land heeft een Tsjech, Capec genaamd, geschreven. Het heet „Over Holland”. Wat dezen schrijver het meeste in ons land opviel zijn de fietsen; de Nederlander is daarmee volgens hem vergroeid; er zijn meer fietsen dan mensen. Fietsen van allerlei soort: enkelingen, dubbele of familiefietsen, loopfietsen, bestelfietsen, brancardfietsen, enz.

Verder was zijn oog gevallen op de bloembollenvelden, de lijnrechte kanalen, die vaak boven het peil van het land liggen, de molens, de malse weiden, de koetjes en de melkmeisjes, alles even zindelijk en tenslotte... de honden.

Een straat zonder hond i s geen straat, een Hollander zonder zijn trouwen viervoeter, zegt de schrijver, i s geen Hollander.

Z.i. mag in vele opzichten ons landje er gerust wezen. Het aantal geleerden van naam staat buiten verhouding tot de grootte van het land.

Op het gebied van waterbouwkunde hebben onze ingenieurs bewonderenswaardig werk verricht, de afsluitdijk van de vroegere' Zuiderzee is daar het beste bewijs voor, maar ook onze bruggen, kanalen, dijken en spoorwegen leggen er alom getuigenis van af.

Droogmakerijen en inpolderingen zijn ook aan de Nederlanders toevertrouwd. Heel vaak heeft het buitenland onze hulp daarvoor ingeroepen en met den tuinbouw en den scheepsbouw is het evenzo.

En nu kunnen wij nog spreken van onze schilderschool, die van den eersten rang is, ons zeemanschap, onze kolonisatie- en handelsbekwaamheid, enz.

Een groot en ruim denkend Engels staatsman heeft niet zo lang geleden van Nederland eens gezegd: landen als dat zijn „het zout der aarde”. Inderdaad, kleine landen hebben dit voor, dat zij onwillekeurig tot een ruimer blik en een groter algemene ontwikkeling gedwongen worden; grote landen gevoelen minder internationaal, omdat zij het buitenland minder kennen dan wij, wier waarnemingsgebied niet, als in de grote landen, bij de grens veelal ophoudt. Dit geeft ons het besef, dat ons zelfstandig bestaan naast zoveel grote naburen ten volle gerechtvaardigd en verantwoord is.

Het is nu eenmaal een Nederlandse eigenschap niet hoog op te geven van eigen kunnen, daarentegen al spoedig op te zien tegen veel van wat uit het buitenland tot ons komt; een zekere linksheid, halve verlegenheid valt dikwijls niet te loochenen; en dit alles heeft soms tot gevolg gehad, dat in de ons omringende landen en als vanzelf ook weer daardoor in andere werelddelen allerwonderlijkste denkbeelden over ons land en volk, zijn zeden en gewoonten heersen en maar al te lang is hiertegen officieel niets gedaan. Gelukkig is dat nu aan het veranderen. Reeds enkele malen koos onze Regerings-persdienst stelling tegen al te dwaze beweringen in buitenlandse bladen; met zorg samengestelde afvaardigingen van vooraanstaande mannen op diplomatiek, handels- en industriëel gebied naar verre landen (zoals b.v. dat onder leiding van den vroegeren Minister van Buitenlandse zaken van Karnebeek naar Zuid-Amerika) namen de onbekendheid met Holland en bestaande misverstanden weg; deelname aan tentoonstellingen over heel de wereld bewijst, niet alleen hoezeer wij meekunnen op velerlei gebied, maar zelfs vooraanstaan en met het nationaal ontwaken van binnen uit, gaat gepaard het verlangen om weer ons zelf te zijn en ons te handhaven temidden van de andere volken en hun belangen. En het ziet er naar uit, dat Hollands plaats in de wereld ook weer meer wordt erkend en geëerbiedigd.