Het regenwater en het vuile water uit onze woningen loopt weg door riolen. Maar wat zijn dat nu?
In een goed-ingerichte stad heb je die dingen: buizen, die in elke straat liggen en die al dat water brengen naar wat grotere, wat lager liggende buizen, die het weer verder brengen naar nog grotere en nog lager liggende buizen, welke tenslotte (als het moerriool) heel groot worden en dan het vuile water uit de stad wegvoeren.
In zeer grote steden, als Berlijn en Parijs, krijgen deze eindriolen langzamerhand meer het voorkomen van ondergrondse gemetselde kanalen, waarin gemakkelijk kleine bootjes kunnen varen.
Hier dient nog vermeld, dat in den regel niet alle hoeveelheden regenwater naar het eindpunt behoeven medegevoerd te worden; zij zouden anders tot zulk een machtigen stroom zijn aangegroeid, dat zij de rioleringswerken bovenmatig omvangrijk zouden maken. Meestal kan het teveel aan regenwater tijdig naar buiten worden gespuid op een gracht of een vaart, waar daarvan geen overlast wordt ondervonden. Bedoelde afspuiïng geschiedt dan door zogenaamde regen— of nooduitlaten, dat zijn in het buizennet aangebrachte spui-openingen, die bij hoog opgestuwde rioolwaterstanden overlopen.
Door de riolering wordt de algemene gezondheidstoestand sterk bevorderd. Dat wisten de Ouden al. Babylon, Athene, Rome hebben de riolen gekend en in Pompei zijn ze gevonden. En toch moest het 1831 worden, vóór men in Engeland voor het eerst, na een geweldige cholera-epidemie, begon met riolen aan te leggen. Sedert dien heeft men dit voorbeeld steeds meer gevolgd en nu zijn er in Europa niet veel steden van betekenis meer, die geen riolering hebben.
Hierboven schreven wij, dat de riolen steeds lager komen te liggen. In veel gevallen kan het water dan ook niet meer vrijuit in zee of op een rivier afstromen. Het rioolwater moet dan opgepompt worden. Dit geschiedt in een gebouwtje, het rioolgemaal, dat dus, behalve een ruimte, waarin de pompen met hun motoren zijn opgesteld, ook een waterkelder bevat, waarin het riool uitmondt. De pompen zuigen het rioolwater op en persen het door een buis, die daarom persleiding heet, tot de plaats, waar wij het wensen af te voeren. Zulk een persleiding kan een hele lengte krijgen, b.v. die van de stad Groningen, welke 28 k.m. lang is (vrijwel de langste rioleringspersleiding van Europa) en die het water door een buis van 1 meter wijdte van Groningen helemaal naar de Eems bij Delfzijl transporteert. Een waterdruppel doet er niet minder dan 12 uren over, om van het rioolgemaal zonder oponthoud naar de Eems te komen.
Maar hoe maakt men nu al dat afvalwater onschadelijk? De eenvoudigste methode is: afvoer naar zee, groot meer of rivier, hetzij direct, hetzij door een persleiding. Dit heet de verdunningsmethode.
Men kan ook de b e v l o e i ï n g s methode toepassen, de methode, volgens welke men ’t water voert naar een afgelegen terrein, waar ’t in den bodem kan dringen.
Als er nu geen zee, rivier of afgelegen terrein in de nabijheid is, dan past men de methode van biologische zuivering van het afvalwater toe.
Deze is langzamerhand volmaakter geworden. Eerst kenden wij alleen septic-tank of rottingstank, waarin de rottingsbacteriën hun zuiverend werk kunnen doen, of de biologische filters, die nog niet afdoende resultaten opleverden. Dat doet wèl de moderne biologische zuiveringsinrichting. Hier worden achtereenvolgens verwijderd het ruwe vuil, het zand en de rioolmodder en dan past men de, in 1914 uitgevonden, methode van het „actieve slib” op het water toe. Dat slib zijn vlokjes bacteriën, uit het afvalwater zelf gekweekt. Deze bacteriën worden zó innig met het vuile water in aanraking gebracht, dat dit ten slotte volkomen helder en onschadelijk wordt, terwijl ook de rioolmodder met bacteriën wordt bewerkt en dan tot prachtige en onschadelijke tuinaarde wordt.