Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Ridder

betekenis & definitie

In de Middeleeuwen noemde men Ridder iederen vrijgeborene, die verplicht was den aan zijn leenheer verschuldigden krijgsdienst in persoon en op eigen kosten te volbrengen, het gevolg van pages, schildknapen en dienstknechten inbegrepen. De ridderlijke waardigheid was aanvankelijk niet erfelijk, maar kon door deugd en moed verworven worden.

Oorspronkelijk kon iedere vrije man er naar dingen, maar na de 13e eeuw behoort het ridderschap tot de voorrechten van den adel. Naarmate de lenen meer en meer erfelijk werden, ging ook de titel van ridder, bijna vanzelfsprekend, van vader op zoon over; tenslotte gold afstamming meer dan deugd en moed.Om ridder te worden, moest men een langen proeftijd doorstaan, soms begon de opleiding reeds op zevenjarigen leeftijd, als page.

Geleidelijk werden aan den page de wapens en later het paard van den heer toevertrouwd; schildknaap geworden, droeg hij lans en schild. Op den leeftijd van 21 jaar — niet vroeger — kon een jongeling tot ridder geslagen worden.

Dit ging met grote plechtigheden gepaard. Nadat hij zich door vasten en biechten had voorbereid en de mis had bij gewoond, werd door den vorst of een aanzienlijk ridder zijn rug met het ontblote zwaard driemaal aangeraakt en ontving hij den broederkus. Daarop legde de nieuwe ridder den eed af: trouw aan de kerk en den vorst, achting voor vrouwen, bescherming van weduwen, wezen en verdrukten en het leiden van een betamelijken, Christelijken en ridderlijken levenswandel. Daarna werd hij met het harnas bekleed, met het zwaard omgord en van gouden sporen voorzien, waarna steekspelen en feestmalen gehouden werden.

De bewapening van een ridder bestond voornamelijk uit een lans: verder had hij een zwaard, een strijdbijl, een dolk en een schild. Op het hoofd droeg hij een helm, met vederen of enig ander teken versierd; verder was hij gehuld in een ijzeren harnas, soms met goud of zilver ingelegd. Ook het strijdros, meestal een krachtige hengst, droeg een harnas.

Met zulk een uitrusting had een ridder slechts van gelijk-gewapenden gevaar te duchten; er werd een reusachtige lichaamskracht vereist om in dit ijzeren omhulsel met enige vaardigheid de wapens te hanteren.

Met de uitvinding van het buskruit en het gebruik van vuurwapenen verloren de harnassen meer en meer hun betekenis en geraakten tevens de ridders, als afzonderlijke strijderskaste, op den achtergrond.