Werkwoorden vervoegen
ridderen
Tegenwoordige tijd ridderen
Ik ridder
Jij riddert
ridder jij?
U riddert
Hij/Zij/Het riddert
Wij ridderen
Jullie ridderen
Zij ridderen
Verleden tijd van ridderen
Ik ridderde
Jij/U ridderde
Hij/Zij/Het ridderde
Wij ridderden
Jullie ridderden
Zij ridderden
Voltooid deelwoord van ridderen
geridderd
Tegenwoordig deelwoord van ridderen
ridderend