Over de aardrijkskundige betekenis van een pas hadden wij het onder Bergen.
Voor de mensen zijn passen altijd hoogst belangrijk geweest, omdat zij de mogelijkheid openen, om op een gemakkelijke manier over een hoog gebergte te komen. Over de paswegen trokken vijandige legers het te veroveren land binnen en natuurlijk bouwde dus de tegenpartij bij die passen sterke vestingen. Ook in het handelsverkeer speelden de passen een grote rol, vooral in de Middeleeuwen, toen de handel nog niet over zee, maar veelal over land ging en er nog geen tunnels waren.
Dat de passen van groot belang in de krijgskunde zijn, blijkt uit de geschiedenis van Hannibal en Napoleon, die met legers over de passen door de Alpen kwamen. Zo hebben ook de Schipka-pas in den Balkan en de Khaibar-pas in Noord-West-EngelsIndië een grote rol gespeeld.
Ook zijn de passen van groot belang voor het onderlinge verkeer van de bewoners van berglanden. Wanneer namelijk in een dergelijk gebied de bergketens zeer hoog zijn en de passen voor mens en dier ontoegankelijk, dan begrijp je, dat de mensen, die aan weerszijden van die keten wonen, helemaal geen contact met elkander hebben en dus vreemd tegenover elkaar zullen staan. Zijn er daarentegen vele goede passen, dan zullen de bewoners aan weerszijden van die keten vrij veel met elkander in aanraking komen en dus veel van elkaars gewoonten, kleding, gebruiken en denkwijzen overnemen. Voor pas in de betekenis van paspoort zie dat woord.
