is een der grootste figuren in de Franse letterkunde en is als blijspeldichter onovertroffen. Jean Baptiste Poquelin, zoals zijn eigenlijke naarn luidde, werd in 1622 te Parijs geboren; hij werd aan een Jezuïetencollege opgeleid en studeerde daarna in de rechten. Hij gevoelde echter niets voor deze loopbaan, daar hij met hart en ziel aangetrokken werd tot het toneel.
In 1643 verbond hij zich aan een reizend toneelgezelschap; hij trok hiermee onder den naam Molière door heel Frankrijk, weldra ook zelf toneelstukken schrijvende. In de twaalf jaren van deze tournées deed hij heel wat kennis op omtrent het toneel.
Toen hij in 1658 begon met voorstellingen te Parijs te geven, had hij een overweldigend succes. In 1665 werd hij zelfs met zijn gezelschap door Lodewijk XIV in dienst genomen en benoemd tot directeur van ’s Konings toneelgezelschap.Molière was zowel een geleerd als een geniaal man. Hij wist veel van het toneel, doch zijn voornaamste eigenschappen waren een grote mensenkennis en gevoel voor humor, waardoor hij de dwaasheden en gebreken van zijn tijd op onnavolgbare wijze wist te treffen. Bovendien is zijn taal schitterend.
Niemand heeft misschien zo scherp karakters getekend. Denk maar eens aan den huichelaar in „Tartuffe”, den mensenhater in „Le Misanthrope”, de blauwkous in „Les Femmes savantes”, den gierigaard in „l’Avare”.
Langen tijd was Molière zeer populair bij het Parijse publiek. In 1673 kreeg hij, onder het spelen van een rol in „Le Malade imaginaire” plotseling een bloedspuwing en stierf vlak daarop. Daar hij zich bij de kerkelijke autoriteiten tamelijk gehaat had gemaakt door zijn blijspel „Tartuffe”, werd hem een kerkelijke begrafenis geweigerd. Later echter werd zijn nagedachtenis in ere hersteld.
Gedurende de Franse revolutie werd zijn stoffelijk overschot in het Panthéon bijgezet, vanwaar het in 1817 werd overgebracht naar het kerkhof Père Lachaise. In de Rue Richelieu te Parijs bevindt zich een gedenk1eken te zijner ere.