Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Magna Charta

betekenis & definitie

(in het Engels: the Great Charter, grote oorkonde) is de naam, dien men geeft aan den, op 15 Juni 1215 door den Engelsen koning Jan zonder Land aan zijn onderdanen verleenden, vrijheidsbrief. Deze brief, de grondwet, waaruit het gehele Engelse staatsrecht zich ontwikkeld heeft, werd niet vrijwillig gegeven, maar door den adel en de geestelijkheid afgedwongen.

Volgens sommigen zou Eduard de Belijder (1043—1066) de oude Angelsaksische rechtsinstellingen (Common law) verzameld hebben; met de daarop door Willem den Veroveraar gemaakte wijzigingen, waarborgden deze den eerbied voor de voorrechten der kerk, regelden zij de zaken van het leenstelsel en verleenden aan de stad Londen enige privilegiën. Hendrik I (1100—1135), die zich ten nadele van zijn broeder van den troon had meester gemaakt, zocht zijn positie te versterken door het uitvaardigen van een Charta libertatum, waarbij bovengenoemde rechten nog eens bevestigd werden.

Koning Steven (Stephen) en Hendrik II, die zich evenmin geheel rechtmatig op den troon bevonden, bevestigden eigener beweging dit Charter in 1135 en 1154.

In 1199 kwam Jan zonder Land (tot 1216) aan het bewind. Deze vorst regeerde op zeer eigenaardige wijze, geraakte in oorlog met Frankrijk, kwam in botsing met den Paus, werd door den Paus in den ban gedaan en bij Bouvines (1214) met zijn bondgenoten (Duitsers en Vlamingen) door de Fransen verslagen. Zijn regering, die uit één lange reeks van misslagen en tegenslagen bestond, verwekte hevig ongenoegen en de beide laatstgenoemde vernederingen waren voor adel en geestelijkheid een welkome aanleiding om voor uitbreiding van hun rechten op te komen en deze, op schrift gesteld, door den Koning te doen bezweren.

Toen kwam de Magna Charta tot stand, waarbij de leenmannen tegen de willekeur van den Koning werden beschermd, die bijv. alleen met toestemming van een raad (Parlement) belastingen mocht heffen. De geestelijkheid werd eveneens bevoordeeld en van haar onderworpenheid aan wereldlijke rechtbanken ontheven. De steden werden in hun privilegiën bevestigd, de kooplieden kregen vrijheid van reizen en handel; eenheid van maten, munten en gewichten werd ingevoerd. Vreemdelingen zouden onbelemmerd handel op Engeland mogen drijven. Het rechtswezen werd geregeld door het instellen van een vast gerechtshof.

Het toezicht op de naleving der Magna Charta was opgedragen aan den raad van hoge geestelijken en aanzienlijke edelen, de moeder van het Engelse Parlement.

Nauwelijks een jaar later weigerde Jan zonder Land, die zich na zijn verzoening met den Paus weer sterker gevoelde, de Magna Charta na te leven. Dit had een opstand ten gevolge van den adel en de burgers van Londen, welke echter verliep, toen de Koning kort daarop (1216) stierf.

< >