Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Kaffers

betekenis & definitie

is de naam, dien de blanken in Zuid-Afrika aan een deel van de inheemse bevolking hebben gegeven. Het is dezelfde naam, dien de Mohammedanen geven aan „ongelovigen”: kafir.

De kaffers behoren allen tot de familie der Bantoenegers.Toen de Europeanen in Zuid-Afrika kwamen, werd de inheemse bevolking natuurlijk teruggedrongen en onderworpen. Vooral de Bosjesmannen zijn daar de slachtoffers van geworden, zoals ik jullie onder dat woord al vertelde. Negers en Hottentotten hebben zich beter weten te handhaven.
Fel was de strijd. Natuurlijk verloren de inheemsen, maar niet dan nadat zij vele blanken, die met hun „trekken” steeds meer gebied in bezit namen, gedood hadden. Vooral de Zoeloekaffers boden dapperen tegenstand.
Natuurlijk zijn de blanken ook hier herhaaldelijk te kras opgetreden.
Wanneer de Bosjesmannen vee roofden, nadat de Boeren de jachtdieren verdreven hadden, gebeurde het niet zelden, dat de Boeren op overdreven strenge wijze tegen hen optraden.
In de vorige eeuw is men er toe overgegaan bepaalde gebieden voor de inboorlingen te reserveren; men noemt die streken „locaties”. Wanneer het nu echter een neger daar niet al te best bevalt, dan kan hij zich verder in het binnenland terugtrekken, waar nog geen blanken zijn; ook kan hij aan een Boer vragen, of hij zich op diens land mag vestigen.
De inboorlingen in de locaties betalen slechts een geringe belasting. Daartegenover kan de regering hen ook noodzaken aan wegen en spoorlijnen te werken, maar zij moet hun daarvoor geld en/of voedsel betalen. De kaffers hebben zo’n afkeer van verplichten arbeid, dat velen liever de locaties verlaten en bij boeren tegen hoge pacht een stukje land huren. Toch zijn, hoe vreemd het ook moge klinken, de locaties overbevolkt, want de inboorling is een slecht landbouwer en heeft een groot oppervlak grond nodig, om in zijn levensbehoeften te kunnen voorzien. Zo kunnen er maar betrekkelijk weinig inboorlingen in een locatie wonen. Drie maal zoveel blanken zouden op hetzelfde oppervlak gronds, een even goed bestaan vinden. Spoedig putten de kaffers het land geheel uit en vragen dan aan het gouvernement, om hun weer anderen grond te verschaffen, opdat ze in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Hierop nu gaat het gouvernement van Natal, waar de meeste locaties zijn, niet in. Men verkoopt liever den grond aan blanken; zelfs gronden, die oorspronkelijk voor locaties waren aangewezen.
In Natal leven 60% der kaffers niet in de locaties, maar op het land van blanke kolonisten. Zij moeten dan zes maanden in dienst van den blanken heer werken, iets wat natuurlijk een bron van ellende vormt — voor beide partijen.
Soms verkochten kraalhoofden ’t land van hun gemeente en al de bewoners werden dan zonder enigen vorm van proces van het land van hun voorvaderen verjaagd; waar ze heen trokken interesseerde het Europese bestuur niet.
In Transvaal, Oranje-Vrij staat en de Kaapkolonie is de positie van de kaffers wel iets beter.
Ook in de steden heeft men locaties, want vele kaffers leven tegenwoordig in de stad. Ze zijn daar werkzaam in de industrieën of als bedienden. Europeanen komen in die takken van bedrijf haast niet voor; die eisen veel te hoge lonen. Een kaffer daarentegen is met weinig tevreden. In die stedelijke kaffer-locaties vinden we nog vaak ellendige toestanden, al trachten ook weer andere gemeenten door het plaatsen van loodsen, het uitgeven van tuingrond en het houden van toezicht verbetering in den toestand te brengen.
Toch blijven de kaffers nooit lang in de stad, steeds trekt hen weer ’t vrije leven en het dorp, waar zij vandaan komen. Ze zijn dan ook altijd slechts in tijdelijken dienst, wat voor sommige industrieën een groot nadeel is; nooit beschikt men over goed geschoolde werkkrachten. Maar het loon is er dan ook naar.
Nu zullen jullie misschien vragen: Hoe komt het toch, dat het woord kaffer bij ons zo’n onaangename betekenis heeft.
Wel, dat zit zo. De boeren maken in Zuid-Afrika door de goedkoopte veel gebruik van kaffers; machines gebruikt men nog weinig. Die kaffers doen al het werk, dat enige inspanning vereist. De boer zelf verricht niet veel lichamelijken arbeid, dat is „kafferwerk”, daar kijkt hij wel wat op neer. En dit geldt niet alleen voor de boerderij, maar voor alle takken van bedrijf. Een schoorsteenveger kijkt toe, hoe zijn twee sterke, zwarte knechts het werk doen, zelf zal hij geen hand uitsteken. De huisvrouw heeft een „boy”, een sterken neger voor alle kleinigheden, die een Europese vrouw vanzelfsprekend zelf verricht.
Negers doen dus al het zware werk, maar werk, waarvoor hersens nodig zijn of technische vaardigheid, daar mag geen neger aan komen, dat is uitsluitend het werk voor den blanke.
Men spreekt dan ook in Zuid-Afrika van de „colour bar”, de lijn, waarvoor de zwarten moeten blijven staan. Alleen in de Kaap komt heel langzaam de gedachte op, dat die scherpe scheiding toch niet kan blijven bestaan; daar vindt men tegenwoordig in de halfgeschoolde beroepen ook wel een enkelen neger.
Maar een zaak, die kafferklerken zou hebben, zou geboycot (zie: Boycot) worden. Een neger die een pen, zaag of beitel hanteert, is ondenkbaar, behalve soms in overheidsdienst. Velen in Zuid-Afrika zijn nog van mening, dat de kaffer alleen geschikt is, om voor den blanke te werken. Voor onderwijs aan inboorlingen voelt men dan ook niet veel: hoogstens een beetje lezen en rekenen en landbouwonderricht. Het heeft dan ook tot voor enige jaren moeten duren, eer de regering een school voor inboorlingen opende. De zending en ook de negers zelf hadden al eerder ingegrepen.