Wat is de betekenis van Kaffers?

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kaffers

(19e eeuw) (Barg.) boers, lomp. Kijk ook onder kaffer*. • Ik was nog zoo kaffers (boersch) dat ik hun alles overgaf en zij en haar pol palmden de basjes (stuivers) soven (guldens) en radden (daalders) in, en toen ik een paar dagen later een basje (stuiver) voor smerrie (tabak) vroeg, zeide haar Pol: Jan, gij zijt nu in de leering geweest, ga n...

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kaffers

kaffers - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kaffer Woordherkomst Herkomst: Jiddisj (vernederlandste vorm)

2024-04-20
Financieel Woordenboek

Frits Conijn & R.M. van Poll (2003)

kaffers

kaffers - Amerikaans beursjargon voor aandelen van Zuid-Afrikaanse mijnen.

2024-04-20
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Kaffers

een volk van de zuidelijke Bantoenegers. Er zijn ongeveer 1,3 milj. Kaffers. Zij wonen aan de oostkust van Zuid-Afrika. Het zijn krachtige en grote negers, die als veetelers en hakbouwers in-bijenkorfhutten bijeenwonen; zie kraal.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kaffers

bn. KAFFERSE, v. (-n).

2024-04-20
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Kaffers

benaming van de Bantoevolken in het O. van Z.-Afrika. Van Arabisch: Kafir = ongelovige. O.a. behoren ertoe de Swazis, Zoeloes, Tonga’s, Xosa, Griqua’s en Pondo’s. Ca 1,3 millioen.

2024-04-20
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

kaffers

boers; lomp.

2024-04-20
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

Kaffers

m. mv. negerstam in Zuid-Afrika.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

Kaffers

negerstam in Zuid-Afrika.