Henry Hudson (± 1550—1611) is een van de bekende zeevaarders uit de 17de eeuw, die vooral veel gedaan heeft om de z.g. Noord-Westelijkc doorvaart, dat is de doorvaart van Europa naar Oost-Azië via het Noordwesten, dus noordelijk langs Amerika, te ontdekken.
Eerst trachtte hij deze doorvaart te vinden door langs de Oostkust van Groenland naar het Noorden te varen en daarna door de Poolzee westwaarts om Amerika heen te komen. Hij kwam tot den 70sten breedtegraad, maar moest toen om het ijs terugkeren.
In 1608 deed hij in die omgeving weer een vergeefse poging.
In het jaar 1609 voer hij uit in dienst van onze Oost-Indische Compagnie, die natuurlijk ook veel belang in een nieuwen zeeweg naar Indië stelde, vooral omdat men meende, dat deze weg veel korter zou zijn dan die om Afrika heen. Op deze reis onderzocht hij de Oostkust van Noord-Amerika tussen New York en Kaap Charles (ten NT. van New Foundland). In ’t volgende jaar zeilde hij weer in dienst van Engelse kooplieden.
Weer trok hij eerst naar ’t Noorden naar Ijsland, voer langs het Zuiden van dit eiland, passeerde Zuid-Groenland, voer langs de zuidkust van Baffinsland door de naar hem genoemde Hudsonstraat, en kwam zo in de Hudsonbaai, die eveneens zijn naam draagt. De baai vroor dicht en Hudson moest in ’t Zuidelijkste deel van de baai overwinteren; onder zijn manschappen brak toen muiterij uit; zij zetten Hudson met zijn zoon en zeven matrozen in een open boot... en nooit heeft men meer iets van den dapperen onderzoeker vernomen.
Het zou 1850 worden, voordat Mac Clure de ene (noordelijke) Noordwestelijke doorvaart vond!