Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Hersenen

betekenis & definitie

Ons menselijk lichaam is een ontzaglijk ingewikkeld organisme, een samenstel van beenderen en spieren, organen voor ademhaling, bloedsomloop en spijsvertering, voor waarnemingen en handelingen. Men heeft het wel eens vergeleken met een heel complex van fabrieken, waar elke onderafdeling haar eigen taak heeft, bestuurd door een centraal bureau, waar alle orders ontvangen, geboekt en gekeurd worden en vanwaar de werkzaamheden der onderafdelingen nauwkeurig worden geregeld.

In het menselijk lichaam zijn het de hersenen, die deze centrale functie uitoefenen. In onze spreektaal vereenzelvigen we het gevoelsleven met het hart; wanneer we van een meisje zeggen: „zij heeft geen hart”, dan bedoelen we, dat we haar niet in staat achten om liefde, medelijden, barmhartigheid te voelen. Maar wanneer we zeggen: „die jongen heeft een stel hersens”, dan willen we ermee zeggen, dat we hem in staat achten goed te leren en vlug en juist te oordelen. Of het hart nu wel werkelijk de zetel is van het gevoelsleven, is meer dan twijfelachtig, maar wat de hersenen betreft, heeft de volksmond het bij ’t rechte eind.
Dit wil echter niet zeggen, dat de hersenen denken, of — zoals wel eens een geleerde heeft gemeend — dat de hersenen de gedachten afscheiden net zoals de lever de gal; we willen er alleen mee zeggen, dat de mens de hersenen gebruikt om te denken, net als de musicus de piano gebruikt om een stuk te spelen of zoals de telegrafist zich bedient van het telegraaftoestel en de leidingen om boodschappen te verzenden en te ontvangen.
Geheel in overeenstemming met de voorname taak, die de hersenen in het levensproces moeten vervullen, is de plaats, die zij innemen: veilig geborgen in de holte van het hoofd, naar alle zijden beschermd door harde beenderen, beschermd tegen druk, slag of stoot.
De vorm van de hersenpan bepaalt ook den vorm van de hersenen, die deze ruimte met uitzondering van een paar kleine holtes geheel vullen. De vorm is in grote trekken eivormig. Het gewicht van de hersenen is bij den man +/1400 gram, bij de vrouw 1250 tot 1300 gram. Bij lagere mensenrassen wil men een lager gewicht geconstateerd hebben, naarmate ze op een lageren trap van geestelijke ontwikkeling staan.
De hersenen worden verdeeld in de grote en de kleine hersenen. De grote vormen het 6/7 gedeelte van de hele hersenmassa en sluiten de kleine hersenen, die in het achterhoofd liggen, geheel in. Van boven gezien, worden ze door een diepe, loodrechte gleuf over de gehele lengte in twee helften, de rechter- en de linker-hemisfeer, verdeeld, die aan den onderkant door den z.g. balk met elkander verbonden zijn. Met de kleine hersenen staan ze echter nergens in directe verbinding.
De beide helften (hemisferen) der grote hersenen bestaan uit een groot aantal kronkels (gyri) van 5 tot 17 m.M. dik. Daardoor wordt het oppervlak acht tot tienmaal zo groot als het binnenoppervlak der hersenpan.
Ook de kleine hersenen worden door een gleuf in twee hemisferen verdeeld, die met elkaar verbonden zijn door een wormvormig gedeelte.
Zowel de kronkels der grote hersenen als ook de massa der kleine hersenen bestaan uit een grijze buitenlaag, de z.g. schors, die het witte merg insluit. De grijze schors bevat de zenuwcellen. Hun aantal wordt op millioenen geschat.
In het witte merg, dat rijk aan vet is, lopen ontelbare zenuwvezels naar alle richtingen. De schors der grote hersenen is ±5 m.M. dik, die der kleine slechts 3 m.M, In tegenstelling met de grote bestaan de kleine hersenen niet uit kronkels, maar hier vormt de grijze schors regelmatige vouwen, zodat een loodrechte doorsnee van dit orgaan een tekening vertoont, die enigszins overeenkomt met een boom (de z.g. „levensboom”, de arbor vitae). . De hersenen staan door het verlengde merg met het ruggemerg in verbinding.
Een bizonder eigenaardig orgaan is de pijnappelklier, zo groot als een kleine kers, De moderne physioloog noemt dit orgaan een klier voor de „interne secretie”; dit wit zeggen, dat deze klier bepaalde prikkelstoffen, de z.g. hormonen, afscheidt, die voor bepaalde levensfuncties onmisbaar zijn. Vroeger meende men, dat de pijnappelklier de zetel der ziel was.
Evenals alle organen van het lichaam moeten ook de hersenen door den bloedstroom gevoed en onderhouden worden. De bloedtoevoer heeft plaats door vier slagaderen, terwijl het verbruikte bloed door twee aderen afgevoerd wordt.
De hele hersenmassa wordt ingesloten door drie vliezen: de binnenste huid, het z.g. zachte hersenvlies, is teer en dun, maar rijk aan bloedvaten; de middenhuid, het spinnewebvlies, is dun en doorschijnend en de buitenste huid, het harde hersenvlies, is taai, peesachtig, aan de binnenzijde glad en vochtig, aan de buitenzijde met de schedelbeenderen vergroeid.
Nu weten we in grote trekken de anatomische samenstelling van de hersenen. Maar nu willen we ook iets omtrent de levensfunctie van dit orgaan vertellen.
Hoe vervullen de hersenen hun taak als „centraal station?” We hebben gezien, dat het witte merg in de kronkels der grote hersenen talrijke zenuwvezels bevat; deze vezels staan in verbinding met de zenuwbundels, die door het hele lichaam lopen en in de organen der zintuigen en spieren eindigen. Nu moeten we wel onderscheid maken tussen prikkels, die door de poorten der zintuigen naar binnen dringen, door de zenuwen naar de hersenen geleid en daar omgezet worden in bewustwording — b.v. de gewaarwording „heet”, als we onzen vinger tegen de kachel houden — en de prikkels, die van de hersenen uitgaan, door de zenuwen naar de spieren gezonden en daar in beweging der ledematen omgezet worden.
Dus onderscheiden we twee soorten van prikkels, de sensorische (gewaarwordings-) en de motorische (bewegings-) prikkels. Voor elk van d'eze prikkels is in de hersenen een bepaalde plaats bestemd.
Hoe nu die sensorische en motorische prikkels werken, zullen we je met een voorbeeld duidelijk maken. Twee jongens hebben verschil van mening over een paar knikkers. Jan, die nogal kort aangebonden van aard is, heft z’n vuist op, om zijn tegenstander met geweld van z’n goed recht te overtuigen. Het oog van Piet vangt het beeld op van de vuist, die zijn borst bedreigt. De gezichtszenuw geleidt dezen sensorischen prikkel naar de hersenen, waar de prikkel in „bewustwording” wordt omgezet. Hoe dat gebeurt, weten we niet. Dat is een geheim van het leven. Maar het feit van de „bewustwording” zal niemand ontkennen. De gevolgen bewijzen het trouwens. Want tot den kring van het bewustzijn behoort ook de herinnering. Vroegere ervaring, thans als herinnering aanwezig in Piets ziel — of in het z.g. onderbewuste —, doen hem het gevaar van de dreiging herkennen en — het hoe is hier eveneens, een raadsel — het bewustzijn prikkelt die motorische zenuwen, die de armspieren besturen, zodat de arm van Piet de juiste afweerbeweging maakt.
Voor diegenen onder jullie, die wel eens. aan een radiotoestel geknutseld hebben, wil ik het proces door middel van een vergelijking duidelijk maken. In A bevindt zich het zintuig (oog van Piet), dat den indruk uit de buitenwereld (dreigende vuist van Jan) opvangt. S is de sensorische zenuw, die den prikkel naar de hersenen H leidt. Ik heb dit orgaan aangeduid met het teken, dat in de radiotechniek voor condensator gebruikt wordt. Maar deze condensator vormt met den weerstand W een electrische brug. Je begrijpt natuurlijk, dat W in onze vergelijking de „bewustwording” voorstelt. Van daaruit gaat de stroom — dus hier de prikkel — door de motorische zenuwen M naar het orgaan B (de arm van Piet), dat de bedoelde afweerbeweging uitvoert.
„Begrepen,” zul je zeggen. „Maar hoe staat het dan met de z.g. reflexbewegingen, waarbij de arm de afweerbeweging onwillekeurig uitvoert, zonder dat de gezichtsindruk bewust wordt of waarbij de bewustwording eerst plaats heeft, wanneer de afweerbeweging reeds automatisch is uitgevoerd?” Ook dat zal de radioknutselaar gemakkelijk begrijpen, als hij bedenkt, dat de weerstand van een geleider vermindert, wanneer er dikwijls sterke stromen doorgaan. Welnu, niemand zou op een sensorischen prikkel door een onbewuste reflexbeweging antwoorden, wanneer hij op dit gebied geen grote ervaring opgedaan had.
Schermen en ook lezen en schrijven bestaan uit een lange reeks reflexbewegingen, maar worden slechts door lange oefening geleerd. De weerstand W is door veelvuldig gebruik een goede geleider geworden, m.a.w. er heeft in het bewustzijn „kortsluiting” plaats, d.w.z. de prikkel doorloopt niet meer het gehele apparaat van bewustwording en ervaring, doch geeft de motorische zenuw een rechtstreeks bevel.
Twaalf zenuwparen, die de levensfuncties controleren, gaan van de hersenbasis uit. Ik wil slechts de voornaamste noemen:
1. De reukzenuwen, die in het slijmvlies der neus eindigen.
2. De gezichtszenuwen, welker laatste vertakkingen het netvlies van het oog vormen.
3. De oogspierzenuwen, die het verwijden en vernauwen der pupil bewerken.
4. De drielingzenuw, waarvan één tak de spieren van het voorhoofd, de beide andere takken die van boven- en onderkaak en tong beïnvloeden.
5. De gehoorzenuwen, die in het binnenoor eindigen.
6. De tong- of smaakzenuwen.
7. De zwervende zenuw (hervus vagus), een belangrijke zenuw, die, zoals haar naam aanduidt, door het hele lichaam „zwerft”.

Allerhande aandoeningen, die men samenvat onder den naam zenuwstoringen, zijn veelal op storingen in de werking van deze zenuw terug te brengen. Waar deze zenuw — ook long- en maagzenuw genoemd — de ademhaling en de spijsvertering controleert en juist een geregelde, goede spijsvertering een groten invloed op de stemming van den mens uitoefent, is het duidelijk, dat de nervus vagus haar naam van belangrijk te zijn wel verdient.
Van een eigenaardig verschijnsel moeten we nog melding maken: het kruisen van de zenuwbundels, die tot een paar behoren. Nemen we b.v. het gezichtszenuwpaar. De zenuw, die uit de linker-hersenhelft afkomstig is, loopt naar het rechteroog en omgekeerd loopt die van de rechter hemisfeer naar het netvlies van het linkeroog; de beide zenuwbundels kruisen elkander, alvorens door de schedelbeenderen heen te dringen. Ook met enige andere der genoemde zenuwbundels is dit het geval.
Zoals we reeds in ’t begin van dit artikel zagen, zijn de hersenen door de harde schedelbeenderen goed beschermd. Toch zijn ze aan verschillende aandoeningen onderhevig. Door een val of een slag op het hoofd kunnen de hersenen een schok krijgen. Hierdoor ontstaat een z.g. hersenschudding, die zich eerst uit in bewusteloosheid. Keert het bewustzijn terug, dan volgt duizeligheid, braken, zwakke polsslag. Soms kan de zieke zich niets meer herinneren. Uit hersenschudding kan in ernstige gevallen hersenontsteking ontstaan, vooral wanneer er een inwendige bloeduitstorting heeft plaats gehad. Soms ontstaat er tengevolge daarvan een abces (zweer), dat, als het doorbreekt, den dood veroorzaakt.
Twee andere gevaarlijke ziekten van de hersenen zijn de gewone meningitis of hersenvliesontsteking en de uit een hersenvliesontsteking voortkomende, bekende en gevreesde epidemische nekstijfheid of nekkramp (meningitis cerebro-spinalis epidemica).
Hersenwaterzucht ontstaat door het zich ophopen van vocht in de holten, die in de hersenen aanwezig zijn. Een bizondere vorm van deze ziekte is de aangeboren hersenwaterzucht, die soms bij kleine kinderen voorkomt en die in den volksmond „waterhoofd” heet.