Onder granen worden gewoonlijk alle gewassen verstaan, die verbouwd worden, om er meel van te malen. Alle granen bevatten veel zetmeel en eiwit en bovendien suiker, vet, zouten en andere bestanddelen, die uitstekend voor de voeding zijn.
Men rekent onder de granen: tarwe, rogge, gerst, haver, kanariezaad, gierst (Afrika en Zuid-Azië), maïs en rijst, doch in den regel bedoelt men met graan toch meestal rogge of tarwe, de soorten, die 't meest gebruikt worden voor het bakken van brood.Verder wordt van graan nog zetmeel, stijfsel, lijmstof — zie: Dextrine — bier, alcohol en gist gemaakt — zie: Gist.
Wanneer het graan gedorst is, wordt het overgebleven stro gebruikt als strooisel, als veevoeder, voor dakbedekking en voor de bereiding van touw, vlechtwerk, papier en karton — denk maar aan de benaming strobord voor karton.
