In den Bijbel (Exod. 32) wordt verteld, hoe, tijdens de omzwerving van de Israëlieten in de woestijn, Mozes door God op den berg Sinaï werd ontboden, om de Tafelen der Wet in ontvangst te nemen en hoe, tijdens Mozes’ afwezigheid, het volk ongeduldig en ontrouw aan God werd en Aaron dwong, een beeld voor hen op te richten, dat zij zouden kunnen aanbidden. Aaron liet zich overhalen en van het goud van sieraden werd een groot kalf gemaakt, waar de mensen onder gezang en gejuich omheen dansten en dat zij offers brachten.
De Bijbel vertelt verder, dat Mozes, toen hij met de Wetstafelen van den Sinaï wilde afdalen en uit de verte de aanbidding van het gouden kalf zag, zo toornig werd, dat hij de stenen tafelen in stukken wierp (zie: Mozes). In overdrachtelijken zin, maar, zoals je nu wel ziet, met totale miskenning van de eigenlijke betekenis, zeggen we: „het gouden kalf aanbidden” en bedoelen dan „alleen maar geven om geld” met de bijbetekenis van „verblind zijn voor hogere geestelijke waarden, doch domweg achter het geld aanlopen.”