De boeier is een jacht met een flauw ronden bodem, waaronder vaak een zogenaamde „ballastkiel” zit, die dient om het vaartuig vaster in het water te doen liggen. _ Tegenwoordig komen deze jachten veel voor. Ze zijn vrij groot, van 10 tot 14 meter lang, hebben een tamelijk grote kajuit en zijn daarom zeer geschikt, om er weekend-tochtjes of vacantie-reisjes in te maken; ’s nachts kan men er dan in blijven slapen.
In de 15de en 16de eeuw werden de boeiers gebruikt in het verkeer over zee tussen Frankrijk en Nederland, maar voor de open zee worden ze niet zo veel meer gebruikt.
Ze zijn getuigd met een groot gaffelzeil, een fokkezeil en een kluiver.
Tegenwoordig hebben ze vaak een kleinen motor, om ook bij windstilte te kunnen varen.