Wat is de betekenis van tegenwoordig?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tegenwoordig

tegenwoordig - Bijvoeglijk naamwoord 1. betreffende de huidige tijd, huidig 2. aanwezig Woordherkomst Samenstellende afleiding van tegen en woord met het achtervoegsel -ig Verwante begrippen actueel, present, nou, nu, thans

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tegenwoordig

tegenwoordig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: te-gen-woor-dig 1. van nu, van deze tijd ♢ de tegenwoordige burgemeester is een vrouw 1. tegenwoordige tijd [de tijden van het werkwoord die een werk...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Tegenwoordig

adj., tsjin(t)wurdich; (aanwezig), oanwêzich, presint; (hedendaags), hjoeddeisk; adv., tsjin(t)wurdich, hjoed-de-dei, hjoeddeis, noutiids noutydlings, op 't heden; — hoe langer hoe meer, langer; -e tijd, noutiid.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tegenwoordig

(gew. ook) TEGENSWOORDIG. I. bn., 1. zich bevindende op een plaats of bij een gebeurtenis waarvan sprake is; aanwezig, present: ik was daarbij tegenwoordig; op een feest tegenwoordig zijn. 2. nu bestaande, van deze tijd: de tegenwoordige regering; de tegenwoordige toestand; — nu in functie zijnde: de tegenwoordi...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tegenwoordig

I. bn. (1 aanwezig zijnde; 2 nu bestaande); 1. ergens bij tegenwoordig zijn; 2. in de tegenwoordige tijd, in onze dagen; de tegenwoordige regering, heden het land besturende; de tegenwoordige tijd van een ww., de handeling voorstellende te geschieden in de tegenwoordige tijd; II. bw. (heden ten dage; op dit ogenblik); waar woont hij tegenwoordig?

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tegenwoordig

(tegən'wo:rdəch) I. bn. 1. Eig. aanwezig : bij een les, op een feest – zijn. Syn. bijwonen. Syn. →: aanwezig. 2. Metf. nu bestaand : de –e regering, tijd. II. bw. in de, deze tijd : – gaat dat niet meer. Syn. →: nu.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tegenwoordig

I. bn., 1. (van plaats) aanwezig, present; 2. (van tijd) nu bestaand, van deze tijd: de tegenwoordige regering, nu in functie zijnde; de tegenwoordige tijd, onze dagen; (taalkunde) tijdvorm van het werkwoord die het heden aangeeft. II. bw., nu, in deze tijd, thans: de mensen van tegenwoordig.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)