Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Batikken

betekenis & definitie

Een edele kunst van java.

Het batikken is een kunst, die alleen op Java en Madoera en in Djambi, een afdeling die aan de Noord-Oostkust van Sumatra ligt, beoefend wordt.

„Wat is dat „batikken” nu?”, zullen jullie vragen. Wel, lees het volgende dan maar eens aandachtig door.

Men neemt een lap fijn katoen, die men eerst uitgekookt en gedroogd, dan in rijstwater gedompeld en weer in de zon gedroogd heeft, en hangt dezen doek over een bamboe-rek. Door er aan de kanten gewichtjes aan te bevestigen, maakt men dat de doek strak komt te hangen. De batikster tekent nu met houtskool het patroon, meestal geheel uit het hoofd, op den doek. Op een komfoor, dat naast haar staat, houdt de batikster een pannetje met gesmolten was warm. Met deze was vult ze telkens een koperen schuitje met een lang, fijn tuitje: een „tjanting’ noemt men zo’n instrumentje op Java. Nu maakt de batikster op de lap wastekeningen, die het gehele patroon weergeven. Wat men in verschillende kleuren wil verven, wordt voorlopig met verschillende soorten was bestreken. Op een witten ondergrond heeft men nu de gehele tekening, die alle figuren reeds tot in de kleinste kleinigheden te zien geeft. De hele lap wordt nu in een indigo-bad (indigo is een donkerblauwe kleurstof, zie ook bij: Indigo) gedompeld, waardoor alle delen, waar geen was op zit, dus waar geen figuren zijn, de ondergrond dus, blauw worden. Door de was kan de kleurstof niet heendringen, zodat al de met was bedekte delen wit blijven.

Als nu alles goed gedroogd is, schraapt men die delen van de was weg, die een bepaalde bonte kleur (bijv.: rood) moeten krijgen en bedekt alles, wat zojuist blauw geworden is, met was. Nu kan men dus de lap in de rode kleurstof dompelen en dan worden dus alleen die delen rood, die dat ook werkelijk moeten worden.

Zo gaat men door voor de delen, die andere kleuren moeten aannemen, waarbij men er steeds rekening mee moet houden, dat de gekleurde delen, opnieuw met was bedekt moeten worden. Hierdoor bereikt men, dat niet alle kleuren dooreenvloeien, zoals bij het ikatten, dat we later zullen bespreken.

Vaak maakt men echter barstjes in de wasbedekking, omdat de batikster al die scherpe lijnen niet mooi vindt. Doet men dit nu, dan lopen er fijne aderen, van de verschillende kleuren, door de anders gekleurde delen van het patroon heen.

Het tekenen van de figuren met was wordt altijd door de vrouwen gedaan, terwijl het verven ook wel door de mannen gebeurt. Voorts heeft iedere landstreek, ja zelfs vaak ieder dorp, zijn eigen batik-patronen, zodat de herkomst van de verschillende doeken gemakkelijk te bepalen is.

Men gebruikt deze gebatikte doeken als hoofddoek, borstdoek of als sarong (een dichtgenaaide doek, die als rok gedragen wordt). In de laatste jaren werden veel van deze gebatikte doeken naar Holland gezonden en er ontstond zo'n vraag naar, dat er zelfs in Indië naast den batik-huisarbeid een batik-industrie ontstaan is, terwijl oorspronkelijk iedere vrouw haar eigen gebatikte kledingstukken maakte. Deze door de industrie gemaakte batiks zijn echter veel minder mooi; hierbij wordt veelal gebruik gemaakt van aniline-verfstoffen, terwijl men zich in de huisindustrie nog steeds bij plantaardige verfstoffen houdt.

Nog in veel andere landen worden stofversieringen toegepast door middel van wasbedekking, als voorbehoedmiddel tegen het indringen der verf, maar nergens is de werkwijze zo verfijnd als op Java, waar men met dat kostelijk instrumentje, de tjanting, werkt, welk instrument door de batikkers in Europa ook met voorliefde wordt gebruikt.

Als een aardige bijzonderheid moet nog iets verteld worden over een zeer oud volksgebruik, n.l. het batikken van Paaseieren in de Karpathen. Dat gebeurt geheel op dezelfde manier als op Java, maar inplaats van een tjanting wordt een klein instrumentje gebruikt van blik, een driehoekig, als een peperhuisje opgevouwen, dun stukje blik. Na elke wasbewerking worden de eieren een paar uur in de koude verf gelegd en dan weer gedeeltelijk met was bedekt. Na den laatsten keer verven is het ei een wasklompje geworden. Dat klompje wordt boven bet vuur gehouden, de was smelt en wordt met een doek afgewreven. Het Paasei komt dan in al zijn pracht te voorschijn.

In het Koloniaal Museum te Amsterdam zijn enige van zulke eieren te zien. Zij liggen in dezelfde vitrine, waar allerlei batikgerei tentoongesteld is, en waar ook enige batik-lapjes in verschillende opeenvolgende staten van bewerking te zien zijn.

Het is zeer de moeite waard, om daar eens te gaan kijken.