Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Sumatra

betekenis & definitie

Na Borneo en Nieuw-Guinea, die ons echter slechts ten dele toebehoren, is Sumatra het grootste eiland van Ned. Indië; ruim 13 maal zo groot als Nederland.

Het ligt in de richting Noordwest-Zuidoost onder een hoek van 45°—135° met den equator, die het in twee ongeveer gelijke delen verdeelt. Sumatra is, na Java, het belangrijkste eiland van den Archipel.

De Westkust bestaat ,uit één aaneengesloten gebergte, aan welks Westelijken voet betrekkelijk kleine stukken aangeslibd laagland liggen. Aan de Oostelijke zijde van het gebergte ligt een zeer grote laagvlakte, die naar het midden steeds breder wordt.

Door deze vlakte stromen grote en waterrijke rivieren, die enorme delta’s vormen en welker monding soms tot vele mijlen landinwaarts voor zeeschepen bevaarbaar is. Men vindt er ook uitgestrekte moerassen.

Het gebergte is zeer vulkanisch, het aantal vuurspuwende bergen 'bedraagt ongeveer 90, waarvan 24 in het middengedeelte; de bekendste zijn: de Sibajak, Dempo, Merapi, Sinaboeng enz. De verweerde vulkanische producten vormen een zeer vruchtbaren bodem.

Zo bestaat bijv. het plantareaal voor de tabakscultuur in Deli uit verweerde lava, door den Sibajak geleverd. Van de verdere cultures op Sumatra zijn de belangrijkste: rubber, kokos- en oliepalmen, vezelstoffen, thee en koffie.De rijkdom aan edele metalen heeft reeds in de vroegste tijden de aandacht op Sumatra gevestigd; goud- en zilvermijnen zijn ook nu nog in exploitatie, de pogingen om het ijzererts productief te maken zijn tot heden mislukt. De belangrijkste delfstoffen zijn echter steenkolen en petroleum. Steenkool wordt voornamelijk gedolven in de Ombilin-mijnen, ten Zuiden van Fort de Koek en in Zuid-Sumatra bij Lematang. De petroleum-bronnen bevinden zich voor het overgrote deel bij Djambi en Palembang, in het Zuid-Oosten.

Uit den aard der zaak is zulk een groot eiland, door een hoog gebergte doorsneden, zonder natuurlijke verkeerswegen, anders dan de rivieren van de bergen naar de zee, en met een grote, dichte weelderige plantenmassa overdekt, nooit een staatkundig geheel geweest. Integendeel: volksstammen van het meest uiteenlopend karakter wonen betrekkelijk dicht bijeen. Onze eerste kennismaking met Sumatra vond in 1599 plaats, toen de gebroeders Houtman de kust van Atjeh bezochten en er twee jaar later een factorij stichtten. Daarna trok de Westkust, vervolgens Djambi en Palembang en, eerst in de tweede helft van de 18de eeuw, Siak de aandacht. In de 19de eeuw breidde ons gezag zich langs de gehele kust, en hier en daar ook wat meer landinwaarts, uit, maar het overgrote deel der binnenlanden was totaal onbekend. Eerst in het laatst der 19de en in het begin der 20ste eeuw zijn wij tengevolge van de ontwikkeling der petroleum-aanwinning en der rubber- en tabakscultuur verder in het binnenland doorgedrongen, waardoor het gehele eiland voor de beschaving is opengelegd.

In de Padangse Bovenlanden, Fort de Koek, Padang Pandjang, Fort van Capelle, in het land der Minangkabauers, was ons gezag al reeds geruimen tijd gevestigd; — de doordringing in het Zuiden, in de Lampongse districten en Palembang en Djambi, ging geleidelijk en zonder grote botsingen. In het Noorden daarentegen, in Atjeh en de Bataklanden, ging het minder gemakkelijk. De zich bijna dertig jaar voortslepende Atjeh-oorlog maakte het doordringen in de Noordelijke gewesten onmogelijk en ’t is aan de energie en het talent van Generaal van Heutsz te danken, dat hier orde is geschapen en de weg voor beschaving cn welvaart is gebaand.

Over Atjeh is al reeds een en ander vermeld; ten Zuiden van dit gewest liggen de Bataklanden, welke zich over bergen en hoogvlakten van ongeveer Sibolga (tegenover Nias) tot Brastagi (Westelijk van Medan) uitstrekken. De Bataks stonden reeds lang in een slechten reuk, wijl het kannibalen waren. Verschillende expedities hadden weinig of geen resultaat en het duurde zelfs tot ongeveer 1860, vóór de eerste Europeaan het Toba-Meer, dat door de priesters als heilig en als voor vreemdelingen ontoegankelijk was verklaard, aanschouwde. De meeste reizigers keerden echter nimmer terug en de Europeaan, die aan de grenzen der Bataklanden verdwaalde, werd opgegeten. Eerst door den succesvollen militairen tocht van overste van Daalen naar de Gajo- en Alas-landen enz. in 1904 en van kapitein Christoffel naar het Tobameer in 1907, gelukte het ons gezag te vestigen. Dank zij hun beleidvol en, waar het onvermijdelijk was, onverschrokken optreden, reist men thans nog geen 30 jaar later dwars door de Bataklanden op voortreffelijke wegen in volkomen veiligheid en kan men zelfs afgelegen kampongs bezoeken, zonder aan gevaar te denken.

Kerken en scholen zijn alom verrezen en overal ziet men ziekenhuizen, waarvoor overal moeders met kinderen in de rij staan te wachten om door den Europesen dokter behandeld te worden. En dan te denken, dat er 30 jaar geleden te Baligo aan het Tobameer nog mensenvlees bij het pond werd verkocht! Werkelijk, daar is door de onzen iets groots verricht.

Verder verwijzen wij naar Batak.

Tot voor korten tijd waren de Bataks nog heidenen, tegenwoordig is — zoals wij schreven — het Zuidelijk deel tot het Christendom overgegaan. Onder de Noordelijke stammen vindt men ook Mohammedanen. Deze laatsten moeten volgens den Islam ten minste drie maal daags baden, hetgeen de heidense en gekerstende Bataks niet verplicht zijn. Wat wel jammer is... voor hun omgeving. De Bataks zijn niet zeer zindelijk en hun geweven stoffen zijn wel fraai van tekening en kunstig met ingeweven kralen versierd, maar de kleuren zijn dof en weinig vrolijk. Verder vervaardigen zij fraai zilveren filigraan-werk en hebben zij een bizonderen aanleg voor het schaakspel.

In de Padangse Bovenlanden wonen de Minangkabauers, het meest intelligente volk van Sumatra. Zij zijn zeer kunstzinnig en hun fraai met beeldhouwwerk en inlegwerk versierde huizen zijn wel de mooiste uit den Archipel. Hun weefwerk is levendig en fris van kleur; bizonder fraai zijn de rode zijden, dicht met gouddraad bestikte doeken (kains), die de bruid en de bruidegom bij de huwelijksplechtigheid dragen. Verder zijn zij zeer bedreven in het kantklossen en het bewerken van metalen. Over de positie van de gehuwde vrouw is onder Matriarchaat reeds iets vermeld.

Ook de meer Zuidelijk wonende volken, in het bizonder die nabij l’alembang zijn te vinden, zijn bekend om hun weefkunst. Overigens vertonen zij, naarmate men meer naar het Zuiden komt, groter overeenkomst met de bewoners van Java, zoals de inwoners van het uiterste Westen van Java, de Bantammers, meer op de Sumatranen gelijken; — o.a. in dit opzicht, dat zij minder onderworpen zijn dan de overige Javaanse inlanders. Wellicht was in vroeger eeuwen de druk der inlandse vorsten door de uitgebreidheid van het land op Sumatra minder zwaar dan op Java.

Men heeft wel eens gezegd, dat de Molukken het verleden vertegenwoordigden; Java het heden was en Sumatra de toekomst. De juistheid van deze uitspraak is heden niet vast te stellen; zeker is het echter, dat het eiland Sumatra zich sedert de laatste dertig jaren met reuzenschreden heeft ontwikkeld. Een uitgebreid net van brede, geasfalteerde, stofvrije wegen bedekt het eiland, ontginningen zijn overal aangelegd en enorme ondernemingen geopend. Men denke daarover niet te gering. Er bestaan vezelplantages met vele honderden K.M. spoorweg, waarop 20 locomotieven dienst doen en tienduizenden arbeiden. De maatschappij van deze onderneming heeft er nog twaalf van die grootte en zij is niet de enige, die hier werkt. Een weg, die een millioen van aanleggen gekost heeft, werd in één jaar op nul afgeschreven.

Door het enorme en eerbiedwaardige werk, door van Heutsz en de zijnen op Sumatra begonnen, voortgezet door onze kundige en energieke ondernemers op het gebied van handel, nijverheid en scheepvaart, is hier in weinig jaren iets groots geworden. Welvaart en beschaving hebben hun weg gevonden naar de Sumatraanse oerwouden. Daar is gedurende de laatste dertig jaren op Sumatra een koninklijk rijk gesticht, dertien maal zo groot als Nederland, en met zo weinig ophef, dat de meesten onzer het niet eens weten.

Wie aanvechting gevoelt tot défaitisme, wie weten wil, of onze natie nog leeft en nog scheppen kan, — hij ga naar Nederlands-Indië en vergete Sumatra vooral niet.