Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Katoen

betekenis & definitie

In het artikel over Garen spraken we al over katoen, maar alleen in verband met het gebruik voor garen.

Katoen is een vezelstof, waarmee de zaden van een aantal plantensoorten, alle behorende tot de familie der Malvaceae zijn bekleed.
Die planten stellen nog al hoge eisen aan bodem en klimaat. De bodem moet goed zijn en voldoende vochtig en de temperatuur moet vrij hoog en gelijkmatig zijn (30°). ..
Oorspronkelijk kwam de katoenboom alleen in Indië voor, maar de Arabieren hebben er voor gezorgd, dat hij zijn weg over de wereld vond.
Ook in Amerika moet deze boom wel inheems zijn, daar de eerste Europeanen er al katoenen stoffen zagen dragen. Juist in Amerika heeft de katoenteelt een grote vlucht genomen, zo zelfs, dat er thans nog meer dan de helft van de wereldproductie wordt verbouwd.
De oorlog tussen de Zuidelijke en de Noordelijke staten (1861—1865) werd bijna uitsluitend gevoerd om de slavernij, die de Zuidelijken noodzakelijk achtten, om voldoende werkkrachten op de katoenplantages te hebben. Ook toen de Zuidelijken den oorlog verloren hadden en de slavernij ook daar werd afgeschaft, zijn de negers op de plantages blijven werken. Het enige verschil is, dat nu de neger zelf zorgt voor zijn levensonderhoud uit het deel van den oogst, dat hij mag behouden, terwijl vroeger zijn baas daarvoor zorgde.
Meestal is de neger al lang door zijn geld heen, vóór de nieuwe oogst er is en in dien tussentijd leeft hij dan van de voorschotten, die de grondbezitter hem verstrekt. Als de oogst dan goed is, betaalt de neger zijn voorschotten af en leeft hij nog enigen tijd van het overschot, om dan weer opnieuw te beginnen; zo is er dus niet veel verschil met de vroegere slavernij. Toch zijn er ook wel negers, die land in eigendom hebben.
Op een en hetzelfde veld oogst men steeds enige malen achter elkander, omdat de vruchten ongelijk rijp worden; zo kan men de negers en negerinnen tussen Augustus en December druk doende zien in ’t katoengebied van de Zuidelijke Verenigde Staten. Tot voor kórt kwam het zelfs wel voor, dat men den verbouw beperkte wegens het gebrek aan arbeidskrachten.
In het Zuiden van Noord-Amerika verbouwt men de fijnste en langste katoen. Ook in Egypte en Soedan hebben de Engelsen deze katoensoort laten aankweken, omdat ze voor den aanvoer ten behoeve der Britse katoenspinnerijen onafhankelijk wilden zijn van Amerika. Vroeger bracht Egypte slechts één oogst voort; nu de Engelsen de bevloeiingswerken verbeterd hebben, komt men er zelfs tot drie oogsten en inplaats van tarwe, is nu katoen het voornaamste uitvoerproduct: 80—90% van den uitvoer is katoen en al de Egyptische katoen gaat naar Engeland.
Elk jaar zaait men de katoen opnieuw, in Amerika gebeurt dat tussen Maart en Mei; na een paar weken dunt men de plantjes uit en laat de sterkste staan.
Binnen niet te langen tijd bloeien nu de planten met prachtige, verschillend gekleurde bloemen, die dan spoedig plaats maken voor de vruchten, die bij het rijp worden openspringen, en dan puilt een witte, wollige dot naar buiten. Op dit moment worden de vruchten geplukt.
Dan worden door machines zoveel mogelijk alle zaadjes tussen het wollige pluis verwijderd. De zo verkregen wollige massa wordt tot balen samengeperst en vervoerd, vroeger bijna geheel naar Europa, maar thans blijft het grootste deel van de Amerikaanse productie in het eigen land.
Hoe het spinnen in zijn werk gaat, vertelden we jullie reeds. Andere landen, die veel katoen leveren, zijn Brits-Indië en West-Indië.