Voedings en Genotsmiddelen

dr. M. Wagenaar (1938)

Gepubliceerd op 17-03-2019

Vijgen

betekenis & definitie

De stamplant van deze vruchten is de alom bekende vijgenboom, een vruchtboom, die over de geheele sub-tropische wereld verspreid is en in meer dan 300 variëteiten wordt aangekweekt. De vijgencultuur strekt zich tegenwoordig niet alleen uit over het geheele Middellandsche zeegebied, China en Perzië, ook in Mexico en Californië, heeft men zich den laatsten tijd op het kweeken van deze fruitsoort toegelegd. De export uit Amerika bedraagt thans jaarlijks meer dan 14 millioen pond. De vijg is geen ware vrucht, d.w.z. behalve het vruchtbeginsel hebben ook andere deelen van de bloem (hier de gemeenschappelijke bloembodem) tot de vruchtvorming medegewerkt.

De bekende pitjes zijn de nootjes, die hier door den sappig geworden bloembodem omgeven worden. Een vijgenboom is tweehuizig, d.w.z. men kent vrouwelijke boomen, die eetbare vijgen opleveren en mannelijke exemplaren, die oneetbare, houtachtige vruchtjes dragen. Dit zijn de zoogenaamde „wilde vijgenboomen”, waarvan in den Bijbel vaak sprake is. Langen tijd heeft men in de meening verkeerd, dat deze wilde vijgenboom een verwilderde of gedegenereerde soort was, die uit de plantage verwijderd moest worden. Toch is deze „wilde vijgenboom” noodig om een overvloedigen oogst te verkrijgen, want alleen in de houtachtige vijgjes rijpen bloempjes, die stuifmeel leveren, waarmede de vrouwelijke planten bestoven kunnen worden en vruchtvorming tot stand komt. De bevruchting van den vrouwelijken boom geschiedt door een bepaald soort galwesp, die woont in de oneetbare holle vruchten van den wilden vijgenboom. Reeds de oude volkeren hadden ervaren, dat men niet zonder schade voor den oogst, de wilde vijgenboomen uit de boomgaarden kon verwijderen. Daarom plantten zij wilde vijgenboomen langs de wegen (om de plaatsruimte) of hingen takken van den wilden boom in een eetbaren vijgenboom (dit noemt men „caprificatie”, omdat deze mannelijke soort ook wel Caprificus of Geitenvijg genoemd wordt).

In Italië oogst men driemaal in één jaar. Eerst krijgt men de „Orni” of voorjaarsvijgjes, een klein soort. Daarna volgen de zomervijgen of „Forniti”; tegen den winter rijpen de „Cratiri”, ook wel vette vijgen genaamd, het zijn groote platte vijgen, die meestal in kistjes geëxporteerd worden en dan bedekt worden met laurierbladeren. De Grieksche vijgen zijn kleiner, maar zeer houdbaar, steeds komen zij in matten of in vaten in den handel. Calabrische vijgen worden eveneens in matten verzonden. Dalmatijnsche soort is klein en minder ooglijk. Tiroler, Portugeesche en Fransche vijgen staan bekend als een zeer goede soort. Concurrenten waarmede rekening gehouden moet worden, zijn Mexico en Californië. De cultuur wordt daar wetenschappelijk gedreven. De Smyrna vijgen (Klein-Azië), die meestal prachtig gesorteerd in den handel komen, zijn onbetwist de mooiste vruchten, zeer suikerrijk, geurig en vrij lang houdbaar. Het verpakken geschiedt daar thans onder streng toezicht (door concurrentie van Amerika). De vijgenoogst in Amerika wordt onderscheiden in 5 kwaliteiten: „Best”, „good”, „fair”, „inferior” en „naturals”, terwijl het uitschot ten slotte overblijft. De rijpe vijgen laat men indrogen, waardoor ze zich zelve conserveeren. Tijdens oogst en transport doorstaan ze een harde behandeling en ondanks dat komen ze meestal in uitstekende conditie op de wereldmarkt. Vijgen zijn in den regel bruingeel van kleur en bezitten een aangenamen smaak, deze mag volstrekt niet zuur of duf zijn. Drogen de vruchten verder uit, dan worden ze bedekt met suikerkristallen. Zelden wordt de vijg van binnen uit door parasieten aangetast, mede een bewijs voor het zeldzaam conserveerend vermogen. Des te meer vindt echter aantasting van buitenaf plaats. Wanneer het warm wordt, ontwikkelt zich vaak op de vrucht de mijt, een spinachtig diertje, dat vaak op voedingsmiddelen (kaas, meel, dadels enz. enz.) wordt aangetroffen. Het is dus aan te raden om vijgen, die tegen den zomer gekocht worden, even vóór de consumptie in kokend water te dompelen. Met een vergrootglas kan men de mijt, zoo deze aanwezig is, uitstekend waarnemen. Ook de geur is in dat geval, iets zuurachtig. Gedroogde vijgen bestaan voor 30 % uit water, voor 4 % uit eiwitten, voor 50 % uit suiker, voor 6 % uit pitjes en voor 6 % uit extractiefstoffen. De vijgenboom is het type van een gewas, dat weinig verzorging vraagt en toch altijd een overvloedigen oogst levert. De hooge suikerconcentratie en de aanwezigheid van tal van fermenten beschermen de vruchten voor aantasting door parasieten en vrijwaren de vijg tegen verzuring en gisting. Het toezicht op dergelijke gedroogde vruchten geschiedt krachtens de Warenwet.

Dergelijke vruchten moeten voldoen aan de eischen van kwaliteit en zuiverheid, die in het algemeen aan voedingsmiddelen gesteld mogen worden. Vijgen zullen dus niet abnormaal van geur, kleur of smaak mogen zijn. Schimmel, mijt of andere parasieten mogen niet aanwezig zijn. Schadelijke stoffen mogen er niet in voorkomen. Bepaalde soorten mogen niet met elkander verwisseld worden. Smirnavijgen moeten dus werkelijk uit die streken afkomstig zijn enz.

Het toezicht ter plaatse op cultuur, verpakking en export, dat vroeger vaak veel te wenschen overliet, is nu overal verbeterd, wat ongetwijfeld aan de kwaliteit van deze waar ten goede zal komen.

Vijgen werken als een aangenaam laxans. De pitjes en de ruwvezelstoffen oefenen een prikkeling op den darmwand uit, zoodat constipatie door het dagelijks eten van enkele vijgen geheel voorkomen kan worden.

De „vijgenstroop” Califig (Syrop of figs) een bekend laxeermiddel, bestaat uit afkooksel van Sennebladeren, vijgen, enkele specerijen met suiker. Gebruik: 's avonds een of twee eetlepels.