Voedings en Genotsmiddelen

dr. M. Wagenaar (1938)

Gepubliceerd op 26-01-2019

Drinkwateronderzoek

betekenis & definitie

Drinkwateronderzoek - Het chemisch en bacteriologisch onderzoek van drinkwater geeft in verband met het beoordeelen van den watervang en de inspectie der verdere locale omstandigheden, voldoenden waarborg omtrent de hoedanigheid en betrouwbaarheid van het water. Bij de beoordeeling van het drinkwater moet degene die het advies geeft, natuurlijk steeds de omstandigheden in aanmerking nemen. Daarom kunnen eischen omtrent drinkwater ook nooit absoluut gelden. Drinkwater is iets wat de mensch niet ontberen kan.

De plaatselijke toestanden zijn dikwijls zoo ongunstig, dat men geen goed drinkwater kan verwachten. In dergelijke gevallen zal men de kwaliteit van het water mild moeten beoordeelen en „goed” keuren wat onder andere omstandigheden (waar beter water geleverd kan worden) beslist „afgekeurd” zal worden. Uit dat oogpunt bezien is het een onmogelijke vraag om een oordeel te verlangen zonder dat de locale inspectie plaats gehad heeft.

Het „opsturen” van een monstertje drinkwater, kan nooit tot een betrouwbaar resultaat leiden. Drinkwater mag in geen geval bacteriologisch sterk verontreinigd zijn. De geweldige epidemieën van vroeger (cholera, typhus, dysenterie) werden destijds bijna altijd door het drinkwater veroorzaakt. Wanneer het water in contact is geweest met faecaal verontreinigden bodem, treft men kiembare darmbacillen (coli-bacillen) in het water aan.

Dit is onder alle omstandigheden een reden, te adviseeren dit water slechts te gebruiken na koken of ontsmetting (bijv. met caporiet zie Drinkwater). Het feit, dat het water met rottende lagen in aanraking geweest is en darmbacillen bevat, is op zichzelf reeds een reden om het niet voor consumptie te gebruiken. Behalve coli-bacillen kunnen echter ook typhus-, paratyphus, of dysenteriekiemen in dergelijk water aanwezig zijn. Zooals bekend, kunnen deze micro-organismen Zeer lang hun kiemkracht in water behouden en zoodoende gevaar opleveren voor ieder, die dergelijk water als drinkwater gebruikt. De genoemde micro-organismen worden allen door koken of door ontsmetten met caporiet gedood.

Oppervlaktewater, dat telkens onder andere omstandigheden gewonnen wordt, is in bacteriogischen zin het minst betrouwbaar. Wat vandaag goed is, kan morgen verdacht of ondeugdelijk zijn. Ten opzichte van oppervlaktewater (regenwater en het meeste welwater), kan men dan ook niet gerust zijn met de wetenschap, dat het „water onderzocht” en „goedgekeurd” is, Dieptewater (nortonpompen) is in dat opzicht veel meer te vertrouwen. Reeds is gewezen op het nadeel dat dergelijk water vaak ijzerhoudend blijkt te zijn, dus aan de lucht bruin vlokt en een geprononceerden inktsmaak heeft. Men late zich echter door smaak en lichtbruine kleur niet spoedig afschrikken, dit water is meestal veel meer betrouwbaar dan het „kristalheldere water” uit beekjes en vaarten, die door bevolkte streken gestroomd hebben.

Water uit een drinkwaterleiding is altijd betrouwbaar. Het staat onder geregelde bacteriologische en chemische controle. De techniek is volkomen berekend op het leveren van groote hoeveelheden in korten tijd. Natuurlijk kan niemand verlangen, dat oppervlaktewater steriel geleverd zal worden, echter de eisch dat darmbacillen en ziektekiemen afwezig zullen zijn, mag en moet gesteld worden. Wanneer er bij het chemisch onderzoek blijkt, dat er sporen ammoniak, zouten van sapterigzuur of salpeterzuur in het drinkwater voorkomen, kan dit beschouwd worden als een aanwijzing, dat het water met verdachten bodem in aanraking is geweest. Ondanks het feit, dat dergelijke kleine hoeveelheden van deze verbindingen, op zichzelf absoluut onschadelijk geacht kunnen worden, zijn ze aanwijzingen, dat veel gevaarlijker verontreinigingen hebben plaats gehad.

Wanneer meer dan 150 mg keukenzout per liter voorkomt, neemt het water een brakken smaak aan. Water met aanzienlijke hoeveelheden ijzerzouten moet door luchten en filtreeren „ontijzerd" worden. Wanneer het water belangrijke hoeveelheden kalk- en magnesiumzouten bevat (meestal als oplosbare dubbelkoolzure zouten), is het ongeschikt voor waschwater, omdat dergelijk water veel zeep noodig heeft, vóór dat schuim gevormd kan worden (de kalk- en magnesiumzouten vormen n.1. met zeep vlokkige onoplosbare verbindingen). Eerst wanneer al deze zouten als onoplosbare zeepverbindingen op den bodem liggen, kan het water pas gaan schuimen. Dergelijk water moet dus van de overmaat kalk- en magnesiumzouten bevrijd worden.

Dit noemt men „ontharden”, omdat dergelijk kalk- en magnesiumrijk water „hard” genoemd wordt. De min of meerdere geschiktheid voor waschwater wordt beoordeeld naar het aantal „hardheidsgraden” (één Duitsche hardheidsgraad is 10 mg kalkoxyde, één Fransche hardheidsgraad is 10 mg koolzure kalk per liter). Drinkwater moet voldoende zuurstof bevatten. Zuurstof, koolzuur, keukenzout, kalk- en magnesiumzouten, hebben grooten invloed op den smaak van het water. Drinkwater zonder deze kleine hoeveelheden zouten smaakt laf.

De kalkzouten in drinkwater hebben ook uit een voedingsoogpunt groote beteekenis, immers de dagelijksche behoefte aan kalk zal voor een groot deel door middel van drinkwater in het lichaam binnen gevoerd worden. Bovendien bevat kalkrijk water ook sporen jodium. Voor de beteekenis hiervan, kunnen wij naar het artikel Krop verwijzen.