Voedings en Genotsmiddelen

dr. M. Wagenaar (1938)

Gepubliceerd op 26-01-2019

Kalkzouten

betekenis & definitie

Kalkzouten - De kalkzouten zijn voor de instandhouding van het lichaam van groot belang. Zij dienen o.a. bij den opbouw en het onderhoud van het beenderenstelsel. Velen verkeeren in de onjuiste meening, dat bij dreigend gebrek aan kalk, dit tekort voorkomen kan worden door het geven van kalkpraeparaten in allerlei vorm. Dit is onjuist, immers, wel geldt als een eerste voorwaarde dat inderdaad het element voldoende toegevoerd zal worden, maar naast de kwestie van het aanbieden, staat nog het vraagstuk, van de resorptie.

Zal het lichaam deze stof voldoende opnemen? De mogelijkheid van het opnemen van kalkzouten wordt beheerscht door twee omstandigheden: door een voldoende aanwezigheid van vitamine D en door de functie der bijschildklier. Het is gebleken dat de werkzaamheid van hormonen en vitaminen in het lichaam in nauw verband staan. Vitamine D kunnen wij het lichaam geven; op de eventueel te groote of te geringe werkzaamheid der bijschildklier kunnen wij tot nog toe geen invloed uitoefenen. Zeer rationeel is het dus, bij voorkomend kalktekort, naast kalkzouten ook vitamine D te geven, zooals dit in de levertraanemulsie geschiedt, die behalve traan, (rijk aan vitamine D) ook phosphorigzure kalk bevat. Door een tekort aan kalk, kunnen inderdaad ernstige stoornissen ontstaan. Het gevaar voor het ontstaan van een dergelijk tekort, is bij de meeste menschen evenwel niet groot.

Het voedsel bevat altijd vrij groote hoeveelheden kalkzouten en ook met het drinkwater worden aldoor oplosbare kalkzouten opgenomen. Deze kalkzouten worden meest in den dunnen darm geresorbeerd, de overmaat verlaat met de faecaliën het lichaam of wordt door de nieren verwijderd. De bloedvloeistof zal dus steeds een bepaald gehalte aan kalkverbindingen moeten hebben. Is dit gehalte te laag, dan treden ziekteverschijnselen op, die o.a. met heftige krampen gepaard gaan. De grootste hoeveelheid kalk wordt in ons beenderstelsel vastgelegd in den vorm van phosphorzure kalk en koolzure kalk. Naast kalkzouten zal dus het voedsel ook een voldoende hoeveelheid phosphaten moeten bevatten. Het is duidelijk, dat bij jonge menschen waar het beenderenstelsel nog versterkt en zwaarder moet worden, de behoefte aan phosphorzure kalk grooter zal zijn dan bij volwassenen. Het geregeld geven van kalk heeft alleen zin, wanneer er ook aanwijzingen zijn dat de bijschildklier voldoende functioneert en ook dat in het voedsel een voldoende hoeveelheid vitamine D aanwezig is, om de resorptie van de kalk te verzekeren.

In verreweg de meeste gevallen zullen dus vrij veel kalkverbindingen door de faecaliën en de nieren het lichaam verlaten. Dit is indirect een bewijs, dat in het voedsel voldoende hoeveelheid kalkzouten aanwezig is geweest. Het vitamine D behoeft niet enkel met de voeding het lichaam binnengevoerd te worden. Het organisme heeft zelf het vermogen onder zekere voorwaarden dit kostbaar vitamine op te bouwen. Onder invloed van de ultra-violette stralen van het zonlicht kan in de huid uit ergosterine (een verbinding die in een gezonde huid steeds aanwezig is) vitamine D opgebouwd worden.

Hieruit blijkt tevens, welk een machtigen invloed het zonlicht heeft op de kalkopname in het lichaam o.a. bij Engelsche ziekte. Zooals allicht bekend zal zijn, is het kwiklicht ook zeer rijk aan deze ultraviolette stralen, zoodat een bestraling daarmede hetzelfde effect kan hebben (kunstmatig zonlicht, hoogtezon). Vele kalkpraeparaten worden als geneesmiddel aanbevolen. Wij noemen hier bijv. een dubbelverbinding van kalk, phosphorzuur en melkzuur (lactophosphas calcicus), melkzure kalk (lactas calcicus), koolzure kalk (carbonas calcicus) enz. Kalkzouten worden ook vaak voorgeschreven om het stollingsvermogen van het bloed te verhoogen (bij herhaalde neusbloedingen bijv.). Kalkzouten werken eenigszins hardend op de slijmvliezen, waardoor de algemeene weerstand verhoogd wordt.