Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

Gepubliceerd op 14-11-2019

hamer

betekenis & definitie

Evenals bliksem, donder, hagel, weerlicht wordt hamer, vooral ook in het Nederduits, als een vloekwoord gebezigd, en begrijpelijkerwijze heeft men er daarom de door Thor geslingerde hamer (de bliksemstraal) in willen zien. Het is echter zeer de vraag of dit attribuut van de Scandinavische dondergod door de West-Germanen aan hun Donar werd toegedicht.

Als een benaming voor de duivel moet hamer reeds in het laatst der 4de eeuw, bij Hieronymus, voorkomen, en in die zin zijn grond hebben in een verkeerde uitleg van Jeremia 50: 23, schrijft het WNT. In de 19de eeuw kende men nog de verwensing de hamer mag mij slaan, indien (enz.). Het WNT veronderstelt in deze verwensing een verhaspeling van verschillende vloeken, net zoals dat het geval is bij (dat) haal je de weerlicht!, dat ontstaan is uit hole u de duivel!, en sla u de weerlicht! In de hamer mag mij slaan kan daarom hamer staan voor duivel. Wij kennen nog de uitroep wat hamer! ‘wat voor de duivel, wat bliksem, wat donder’.

Deze verwensing werd voor het eerst aangetroffen in het begin van de 18de eeuw. Ook bestaat de oorspronkelijke zelfverwensing de hamer sla mij weg, als het waar is ‘ik mag doodvallen, als ...’ Zij ging dienst doen als meineed, later als een soort vloek en uiteindelijk als uitroep van verontwaardiging.

Later, toen de uitdrukking wat hamer! niet meer begrepen werd, zei men wat hamer en spijkerdoos!