Wat is de betekenis van Hamer?

(17e eeuw, vero.) (ook: hamersteel) mannelijk geslachtsdeel. • Slons! Hoe vaak gaf je hem een nieuwe hamersteel?' 'Zesmaal opnieuw heeft hij mijn kantklos ingewijd en daarna wou hij nogmaals in mijn voorprieel. (Jij goudgepunte lans: Beschouwingen over de Franse erotische poëzie uit de zestiende en zeventiende eeuw....

Dit is een van de weinige Germaanse namen die van oudsher eenstammig waren. Hij heeft de oorspronkelijk betekenis 'hamer', dat wil zeggen de hamer van Thor, de Mjölnir, de bliksemstraal waarmee hij de goden verplettert. De grondbetekenis van het woord is 'steen, rots' (Oudnoors hamarr). Ook is samentrekking uit Hadumar niet uitgesloten, zie Hademar...

Hamer - Eigennaam 1. (mannelijke naam) jongensnaam

Hamer - 'de man met de hamer tegenkomen': pech hebben, een inzinking krijgen. De man met de hamer staat symbool voor het noodlot dat de renner achtervolgt. Beroemd geworden door de tekeningen van de Franse cartoonist Pellos. De Franse zegswijze 'l'homme au marteau' ontstond ca. 1925. In het Engels gebruiken sportlui de uitdrukkingen 'to hit the wal...

hamer - zelfstandig naamwoord uitspraak: ha-mer 1. stuk gereedschap met ijzeren kop op steel ♢ hij sloeg de spijker met een hamer in het hout 1. de man met de hamer [uitgeput raken en eigenlijk nie...

(de; -s) KR veroud. - benaming voor de slingerkogel waarmee bij het kogelslingeren wordt geworpen. Het woord komt uit het Duits, waar kogelslingeren ‘hammerwerfen’ heet. In Nederland heb ik het woord nooit horen gebruiken. (KRUKP)

(m.), → malleus.

zie klop.

Een hamer is gereedschap om krachtig mee op materiaal of ander gereedschap te slaan; de vorm (1) van het gedeelte waarmee geslagen wordt, bepaalt de bewerking; men onderscheidt bijv. bankhamer, bolhamer, ciseleerhamer, houten hamer (zie hout (1)), klauwhamer, knots, planeerhamer, rekhamer, rubber hamer.

Een symbool van de kracht, dat ons erop wijst dat we met bruut geweld uiteindelijk niets zullen bereiken.

Evenals bliksem, donder, hagel, weerlicht wordt hamer, vooral ook in het Nederduits, als een vloekwoord gebezigd, en begrijpelijkerwijze heeft men er daarom de door Thor geslingerde hamer (de bliksemstraal) in willen zien. Het is echter zeer de vraag of dit attribuut van de Scandinavische dondergod door de West-Germanen aan hun...

symbool van kracht en activiteit, vaak nauwelijks te onderscheiden van de dubbele bijl. De hamer is het werktuig van de vaak gevreesde smid, die ijzer in staal kan veranderen.

(Amer). Voormalig water in het westelijk deel van Schouwen, voortzetting van de Schelveringe. Tussen Haamstede en Burgh boog de Schelveringe zuidoost af langs de tegenwoordige Meeldijk (Middeldijk), aldaar ook Amer of Hamer geheten, tot in de Schelde, terwijl een andere arm, waarschijnlijk ook Amer of Hamer genoemd, dicht langs de duinrand bleef vo...

1. gereedschap om te slaan, b.v. om spijkers in te slaan of om ijzer te bewerken. Er bestaan talrijke soorten voor verschillende doeleinden; 2. een met samengeperste lucht aangedreven boorhamer, gebruikt bij de afbouw van steenkool.

hamer - ook hamersteel, mannelijk lid. Vrag. Wanneer is de liefde in zyn hoogste graaf. Ant. Als Adams 64 hamer in Venus kamer vier slaat, Koddige Opschriften i, 78 [1698-1700].‘Uw stalmeester, Mevrouw, vond ik daartoe bereid.' ‘Slons! Hoe vaak gaf je hem een nieuwe hamersteel?’ ‘Zesmaal opnieuw heeft hij mijn kantklos...

m Dit is een van de weinige Germ. namen die van oudsher eenstammig waren. Hij heeft de oorspr. betekenis 'hamer’, d.w.z. de hamer van Thor, de Mjölnir, de bliksemstraal waarmee hij de goden verplettert. De grondbetekenis van het woord is ‘steen, rots’ (Oudnoors hamarr). Ook is samentrekking uit Hadumar niet uitgesloten,...

(de, -s), (ook:) haan van een geweer. -Etym.: E hammer = o.m. id. AN (veroud.) h. = slagslot aan een stuk geschut. - Syn. slaghamer, slag (2).

Maandblad van de Volksche Werkgemeenschap, okt. 1940-aug. 1944 onder redactie van Nico de Haas en J. C. Nachenius; bevat bijdragen die Frl. betreffen (S. J. v. d. Molen en K. Sierksma).

Ferdinand Hubertus (1840-1900), missionaris van Scheut, was sinds 1878 apostolisch vicaris van Kansoe in Mongolië. Tijdens de Bokseropstand in 1900 werd hij gevangen genomen, gemarteld en gedood. Het proces van zijn zaligverklaring is aanhangig gemaakt. Zijn geboorteplaats Nijmegen eerde hem in 1902 door een standbeeld van hem op te richten.

malleus, buitenste van de 3 gehoorbeentjes, (zie aldaar). zie ook middenoor.